Categorieën
lyriek

Ligbeeld met bloedlip

[haakzang in traandichterssteek]

I

Waarom niet op een zaterdag: een sjokkende speedboot
knikt en knipt het vijverwater door waarachter
de vaalzwart berubberde, de meerman in paradetenue
voor zijn beparelmoerde paradetje de plakjes grijs de lucht
inscheurt, zijn goudhuid meesterlijk ontplooit
en schreeuwt en hebbetrots zijn stralen laat
éénbenig langs de einder stromen.

Hoe grieks niet en glad, hoe niet azuurblauw doorspekt
het vlijmen, de gletscherschilfers, de mesbladen gespuwd
hoe heldhaftig ik likkende
aan mijn lippen lig, – net nog en nu al
op het vlies te dun rond een knelpunt
gespannen het gat in. Knak.
Wie kan er anders? Zelf
doe ik niets.

II

Haar oog in ben ik oog in oog in haar
en samen vult dat wel een monitor
maar is het al bij al wel beter?

De woorden paren al:
venusbuik – spierkransverrukking,
wimpertrilling – aanbouwvergunning,
halsvleugeltinten ach foutmelding:
welke paljas gaan in dit hoogst verfijnde
lijnenspel straks je glijbenen nog
in zinsverstrengelingen knechten?
wie wordt er dan tot roerloos op vingermassa’s
drijvend lijk geslagen bij je afdronk, tot
de huidige heer zwemmer van marmer? Ha!

wasemt ze treiterend inhaalbaar
het ingedrongene in kauwbrokjes
uit, integer en katterig de nieuwste
wondertwijgjes in diepten beroerende:

(de tijd moet je weten is bij stilstand een ware
boerenpsalm op de bühne, linkskop, rechtskop,
alles einfach, recht op de blos af
rond de slaande wonde die die neus is die
hevig om zich heen slaande die in die
vijver zwaant als zwaan
zwaan zwaan zwaan)

niemand treft blaam.

III

Tegen de vlakte
ja leg maar de korstlip,
de zweerdij, de krampvoet, het ijlhoofd en
hak steunbeen hak voor het nakende
laag na laag afknagende

zonlicht.

29/12/2004-31/12/2004 rev. dv@DKS

This website uses the awesome plugin.