THE SNAKE AND THE LIZARD | SERPENS ET LACERTA |
When the lion-skin fails, the fox’s must be put on; that is, when strength is lacking, guile must be used. A snake happened to catch a lizard from behind, but when he tried to swallow it with gaping throat it caught up a twig lying nearby and holding it crosswise with firm-set teeth stopped the eager jaws with a cleverly devised impediment. The snake let go the prey from his mouth, caught in vain. | Vbi leonis pellis deficit, vulpinam insucndam esse; hoc est, ubi deficiunt vires astu utendum Serpens lacertam forte aversam prenderat, quam devorare patula cum vellet gula, arripuit illa prope iacentem surculum, et pertinaci morsu transversum tenens avidum sollerti rictum frenavit mora. praedam dimisit ore serpens inritam. |
appendix perottina XXV |
Marniks, Reynaert en de salamander.
het was tien jaar na Odessa.
hier begint het verhaal van Marniks, Reynaert en de salamander.
het was tien jaar na Odessa.
kinderen stierven als kikkerdril in een drooggelegde beek.
wezen kregen eten en onderdak.
dus haast elke ochtend stond er wel ergens een mand voor een weeshuis.
zo lag op een dag ook Marniks in een mand voor de deur van een home. het was verdacht stil in de mand.
de zuster die de mand zag staan, ging van “oei als die maar niet…”.
maar toen ze schrikkerig keek, kreeg ze een sprekend lachje te zien.
‘ha daar ben je, dat werd tijd’ .
het leek alsof de baby al kon praten.
er lag een oud fabelboek bij in de mand.
er stonden mooie tekeningen van dieren in.
Marniks eerde zijn lot.
eerbiedig zocht hij zijn bestemming.
hij kloeg niet, klagen heeft geen zin.
het was wat het was.
Marniks was wees, dus werd hij een Teelder.
op zijn achttiende verjaardag kreeg Marniks zijn erf.
het landje, zijn erfgoed als wees en als Teelder, noemde hij het Veek,
want voor het huis strekte er zich van aan de deur in V-vorm een ondoordringbaar moeras uit dat verder reikte dan het oog kon zien.
in het huis stonken de muren.
achter en naast het huis was er een steile wand.
daarboven brandde de zon in het stof.
er lag een veld van 449 keren daarboven, maar er groeide niets.
schraal duingras, taai genbraam met zaden in zwarte bessen die ontkiemden in het lijk van wie ze at.
uitstekende, gitzwarte leien met slangen en hagedissen eronder en nawoekerende biotech, een waar broednest voor demonen.
“geef mij een kip en ik los het op”
“
de oude waterput boven was diep maar niet diep genoeg en leeg.
de boringen hadden alles vernield..
het dak van zijn schuurtje beneden was lek als een zeef.
over het erf snelden bij de daglicht de ratten.
men zei tegen Marniks:
“daar groeit nooit wat”.
en men zei:
“geef het op, ga toch naar Mars dan kan je nog vijf jaren goed leven”.
maar Marniks zei:
“neen, ik ben wees en dus Teelder.
geef mij een kip en ik los het op”.
de mensen gaven Marniks lachend de dikste haan die ze hadden.
Marniks dankte de mensen en slachtte de haan.
met het vlees lokte en temde hij een wilde woestijnvos.
hij noemde de vos Reynaert.
Reynaert en Marniks werden heel goede vrienden.
met een gebogen ijzer en vezels van hennep maakte Marniks een katapult.
van een opengesneden conservenblik maakte Marniks een speerpunt en bond die op een stok.
Marniks wreef gans zijn lichaam in met dikke, zwarte olie.
wekenlang kleurde het moeras roze, blauw en purper.
Reynaert en Marniks verjoegen samen de ratten.
naast het huis tegen de rotswand plaatste Marniks een buis die een meter uitstak boven het land daarboven.
onderaan de buis groef hij een diepe put die onmiddellijk vol water schoot.
nu kon hij de buis vullen met water tot boven.
van de put leidde hij een tweede buis omhoog langs het pad.
met een kleine pomp, aangedreven met een fiets op rollen kon hij nu makkelijk water naar boven pompen om het plantgoed te begieten.
zo kon hij het eerste jaar toch al genoeg oogsten om de winter door te komen.
“het boek was een heel oud boek met dierenfabels”
Marniks bleef op het Veek.
het leven was er moeilijk en zwaar.
hij piekerde veel.
‘s nachts kon Marniks vaak de slaap niet vatten.
hij las dan in zijn boek.
het boek was een heel oud boek met dierenfabels.
de tekeningen waren prachtig.
Marniks las het eerste verhaal en werd een salamander.
Marniks las het tweede verhaal en werd een kraai.
Marniks las het derde verhaal en werd een leeuw.
Marniks las het vierde verhaal en werd een vlo.
Marniks las het volgende verhaal en werd een adelaar.
van alle dieren las hij zo het verhaal en leerde hij de les.
~
Marniks was een voorbeeldige Teelder.
hij harkte heel voorzichtigjes rond het slappe plantgoed.
de taaie wurgwortels van de Berenstrop sloeg hij met een hamer tot moes.
van de vezels maakte hij platen voor het dak van de schuur.
van het vette sap maakte hij olie.
als die olie brandde zag je feeën en draken in de vlammen.
op een keer na een bijzonder hete dag stond Marniks in het halfdonker nog in het stof te harken.
plots verklankte het blad van zijn hark een scherpe kreet: het had hier een schat ontdekt.
zag je het niet vonken?
met grote ogen snuffelde Reynaert eraan.
hij begon heftig met zijn poten in de aarde te graven.
“ja vast”, zei Marniks, “een schat, dat hebben we hier nog niet gehad”.
maar bij Tantalos, nu hij kijkt ligt er daar toch iets dof te glanzen.
hij neemt het op en wrijft het schoon met een slip van zijn trui.
“schat van mijn gat, ja”, mompelt hij plat.
Reynaert gromt want hij wou het geloven.
het was een bronzen beeldje.
wat was het? een hagedis?
neen, het was een salamander.
het was zo groot als een hand.
Marniks herkende het aan de stippen op de rug.
de ogen van het beeldje waren twee priemende gaatjes.
Marniks hield het beeldje aan Reynaert voor maar die schrok van de ogen en hij ging keffend lopen, slim en laf als hij was.
in de rode gloed van de avondzon bleef Marniks een hele poos in die twee zwarte gaatjes staren, onderwijl wrijvend met de slip van zijn trui over de staart met de zes zwarte stippen.
diezelfde nacht woedde er een heftig onweer.
de bliksem sloeg in op Marníks’ schuurtje.
daar stond nog wat graan.
al het graan brandde op.
Marniks stond naar de vlammen te kijken.
toen viel er dikke hagel eerst en dan een ware zondvloed uit de pikzwarte hemel.
alle tere, zieltogende plantjes die Marniks zo zorgvuldig had gepland en verzorgd, werden in enkele tellen genadeloos weggespoeld.
de hoge buis donderde naar beneden.
de put en de pomp en de fiets spoelden weg.
“wat nog? wat moet ik nog van mijn lot verdragen voor ik mijn bestemming vind?”
machteloos stond Marniks erop te kijken.
hij vervloekte de dag dat hij geboren werd.
hij schreeuwde het uit.
‘wat nog?
wat moet ik nog van mijn lot verdragen voor ik mijn bestemming vind?’
de storm raasde door.
in zijn binnenzak voelde Marniks de bronzen salamander.
wanhopig en woedend slingerde hij het ding in het veld.
~
tegen de ochtend verzwakte de stortbui tot een gezapig druilen, en, mauve eerst, met een donker sarcasme waarachter je een kosmisch chagrijn kon vermoeden, brak de dageraad aan.
Marniks is gebroken, in shock.
hij zit als een standbeeld op zijn knieën in de modder.
Reynaert ligt languitgestrekt aan zijn voeten.
hij jankt af en toe en zint al op wraak.
de zon schatert in metallieke stralen.
alom het kolken van water, groeiend nog, want gevoed hogerop.
de vernederende streep glorieus licht dwars door het vernielde veld beukt vol in op het gelaat.
de plassen herhalen de spot van de bulkende zon met hun staalharde schittering.
een haan kraait.
Marniks kijkt op: in het midden van de ravage treft de zon het brons van de salamander.
Marnix voelt zijn huid verharden, zijn ledematen verstalen en in zijn romp slaat een branden aan dat wil verwoesten.
de haan kraait ten tweede male.
een scharlaken gloed stijgt op van het vernielde veld.
nog voor de haan een derde maal kan kraaien beweegt de salamander.
er kraakt iets en uit de ogen wordt het hologram geprojecteerd met de Boodschap.
jullie verhaal is kosmisch icoon van afgrijzen.
bravo daarvoor.
het is een slungel van een jaar of 17 met de bril van Morton Feldman, de oren van Kafka en wat dons boven de lip dat een snor moest voorstellen.
“kijk, beste, euh, … minuutje.
even kijken, ha hier: Marnix.
sorry Marniks tjonge ja kijk.
het zit zo.
het is game over voor jullie, hé.
jullie allemaal.
finito, schlüss.
ja, echt kut man.
maar kijk joh
jullie staan in gans de kosmos beschreven als Martelaars, Helden en meer van dat moois.
jullie verhaal is kosmisch icoon van afgrijzen.
bravo daarvoor.
maar euh, toch even praktisch.
dit is de opdracht voor jou,
Marniks van het Veek
op de Knol van Ellende,
jij en alleen jij moet dit doen.
je kan ook weigeren, en dan mag je 5 jaren gaan wroeten in de mijnen van Mars en twee jaar later creperen omdat je botten het begeven, maar als dat je niet zint, vertrek dan dadelijk naar de stad van Beleid en zeg de Beleidshoofden daar dat je een boodschap van de Hamer hebt.
zeg hen letterlijk het volgende:
naakt zullen jullie smeken om kleren,
hongerend om eten,
belegerd om vrede,
wanhopig om vergiffenis.
‘dit is een boodschap
van wat u bestiert.
het geduld is ten einde.
de Hamer komt neer.
hoe de Hamer ook dreigde
de nijd bleef uw heer.
bij monde van Marniks
worm op het Veek
daalt dit verdikt op u neer:
niets zullen jullie nog hebben.
al jullie bezittingen zullen jullie ontnomen worden.
naakt zullen jullie smeken om kleren,
hongerend om eten,
belegerd om vrede,
wanhopig om vergiffenis.
niemand zal jullie horen
uw gebed en uw naam
geheel uw bestaan gaat verloren.
zo melden u Marniks en Reynaert
behandel hen goed
of u sterft voor het moet.’
…euh, ’s kijken…”
die snoeshaan kan amper lezen.
“owkay. er staat nog: “tot zover de boodschap. trek uw plan of crepeer.”
de rest volgt wel, dit zou voorlopig moeten volstaan.
aja: dat mag ik eigenlijk niet zeggen maar eu…
koop maar goed veel vodka daar.
het is het enige dat helpt tegen de Tsarenkroon”.
het hologram slaat af.
Marniks staat op.
“kom Reyn”, zegt hij,
“genoeg getreurd.
we moeten inpakken.
er is een bestemming.
we gaan naar Beleid”.
MARNIKSADE
Inhoud
voorlopige blurb: de Marniksade is niet echt een epos zoals de Ilias (in het Frans is dat de ‘Iliade’, vandaar de naam?). het werk is tot ons gekomen in enkele honderden fragmenten, fabels meer, in een verwant taalgebruik ook maar toch veel te complex om tot dat genre gerekend te kunnen worden.
het verhaal van de Marniksade speelt zich af in een ‘nested fork’ van de Anke Veld wereld die recent ontkiemde.
het narratieve materiaal van het Aesopos-genre is de invoer, ik vermeld de desbetreffende nummers in de tekeningen.
die tekeningen worden speciaal gemaakt voor deze reeks.
potlood en vetpotlood op A5. de scans krijgen in photoshop de levels gecentreerd en een verloopkleuringslaag.
NKdeE CCO 1.0 Public Domain – no rights reserved