6/01/2019 – dagboek data – 10/01/2019
dichte wolken verhullen de sterren en de prille maan.
als honderden vogels, duizenden vissen gaat vannacht
de hand van de wind door de wiegende bomen.
de kale takken tokkelen, hun keren van fijne strepen zwart naar scherpe lijnen van een nog dieper git geeft hun reiken over aan de macht van de wind.
maar de wind is goedaardig, een strelen, een gebrek aan geweld.
de wind beleest de bomen.
de bomen schrijven wind.
in het vale wit van het scherm wil ik mijn blijdschap leggen, mijn genieten van jouw ranke lijf, jouw felle lach, jouw pronte schouders en de melodieuze frase van jouw oren die ik met mijn vingerwijzen volg, en zing, en volg.
maar bewijzen doe ik niets.
jij ligt ver van mij te slapen en jouw droom betreft niet mij, maar een woestijn, het verzengende verlangen naar wat je maar niet vinden wil in mij.
ach, wil in mij toch nederdalen Anke, wil in mij toch jouw verlangen zaaien. elk zaadje zal ik koesteren als heiligdom, voeden met de wellust van gemis. elke korrel duister die jij strooien wil in mij, plooi ik open tot een wereldstad in taal.
de wind beleest de bomen met van mijn ziel aan jou de eeuwige bekentenis.
een uil zweeft hoog daarboven, roept de droeve klanken van het goede dat ik mis.
de bomen schrijven grauwe luchten uit waarin ik hou van jou.
de uil heeft zicht op sterren, ziet en zingt de schaduw van jouw naam.