7/02/2019– dagboek data – 11/02/2019
de Quignard-klasse waarnaar verwezen wordt is het boek ‘La Parole de la Délie’ van Pascal Quignard.
Ik herinner mij alsof het gisteren was, helaas, dat ik dat las aan het sterfbed van mijn vader. Hij sliep terwijl ik las, werd wakker plots effen, keek naar mij en hij leek goedkeurend te knikken.
Ik weet het niet zeker, want ik kende dat niet. Een gebaar van goedkeuring voor wat ik deed van hem, bedoel ik.
Hij moest plassen ook toen. Ik hielp hem uit bed, moeizaam met dat morfine-infuus, en er restte niet zoveel van hem. Een hoofd op stekken.
Om hem terug in bed te krijgen voerden we samen een dansje uit, het moest. Ik eerst richting bed, dan draaien met heel het zaakje zodat hij uiteindelijk in het bed belandde, heel traag. Slowmo. Ik-jij. Where I am is what U are.
Wij, voor het eerst. Two must pass as one. Toen de verpleegster hem wegrolde, voor nog een volstrekt overbodige ingreep, de laatste keer dat ik hem levend zou zien, riep ik hen terug. De verpleegster draaide de rolstoel naar mij. En toen zag ik het in zijn ogen. Ik weet niet meer wat ik zei, of hij, het doet er niet toe.
In zijn ogen lag het oogverblindende van de verlossing.
Een dezer ga ik het boek alsnog uitlezen, denk ik.
* *
*
vrij dartelt om de hut de vale muis;
gansch ’t donker land loopt vol met geil gespuis