jiàn: zien, ontmoeten, verschijnen, interviewen
Categorie: tetrade
zi : suffix voor zelfstandig naamwoord
zǐ : zoon, kind, zaad, ei, eerste aardse tak (23u-1u), middernacht, 11de zonnemaand (7 december -5 januari), jaar van de Rat, burggraaf (rang 4 van de 5 adelorden), 0° punt op oud Chinees kompas
kān: gadeslaan, bewaken, zorgen voor, bekijken
kàn: zien, kijken, lezen, bekijken, bezoeken, een bezoek brengen, overwegen, beschouwen als, zorgen voor, behandelen (een ziekte), afhangen van, voelen (dat), (na ww) ’s proberen, Pas op! (voor gevaar)
shì: is zijn, ben, ja, zijn
jiàn: zien, ontmoeten, verschijnen, interviewen
zài: te, (zijn) in, bestaan, bezig zijn te, aanduiding voor een aan de gang zijnde handeling
kè: gast, bezoeker, klant
gāo: hoog, groot, boven het gemiddelde, luid, uw (eerbiedig)
shì: (be)kijken, aanschouwen, inspecteren