De klok tikt en meet de oneindigheid
LAIS CCXXV

De klok tikt en meet de oneindigheid
Er was gebrek, onleefbaarheid. Het werd
Het wordt verward met zijn verlangen daar
In de afgrond van de herhaling wordt
De winter is daar. Er staat ellendevoor de deur, je hoort de kou al in demensen kruipen, hoe zij van ellendeliefde prediken, haat, hoe er wordt hindegekeeld, en bos, daar waar ’t haar beminde. De stilte na de eerste sneeuw zal weerblad zijn, wit en leeg. Het schrijft haar neer.Maar ’t zuchten bij elkander breekt de […]
In de onbetamelijke wanhoop
Nu het zich weer in stof en as vergaart
Dat ’s ochtends de liefde zich ontplooit
Het gaf zijn wereld aan de linkerhand
Diep in het zwarte hart van Vlaanderen
Elk leven is beleefde woekering
Het vernedert hun gebeuren, verzaakt
Het roept de dode tekens nu bij zich
Het broeien in zijn haarden van verzet
Zachtjes, het voelt haar weer. Het wil haar niet
LAIS, in zwart herboren schittering
’t Kosmisch woelen loopt in haar verloren
Het wou dat het twee armen had die traag
Het wordt rivieren als het aan haar denkt
Bovenal beaam: jijzelf bent stapelgek
In de vergeten warmte van de hand
Alle mormels spelen wereldorgel
Vandaag. ’t Wil in haar totaal verdwijnen.
Ontrafelt het niet de draden van haar lust
Terwijl het wachten wacht, draait de aarde
Nodig heeft het niet haar lief te hebben
In het grote woordeloze niets van haar
De steden die de heren beheren
Het wou haar vatten in een klankgedicht
Het is weer donker dus het stoot zich om.
Niets zal nooit hun zoenen evenaren
Het legt het eigen rot aan banden, schat
Elk ogenblik in de geschiedeniswordt één met wat het heden overkomt.Zijn woord was voor haar lijf gevangenis.Het schrijft wat het voelt, haar stilte is mond,zijn tong is siddering in haar gekromd.Het heeft de kroon met doornen afgedaanen zwart zijn hoofd bloedt uit in haar bestaan.’t Malen der motoren heeft het afgezethet zweeft en glijdt en […]
Zijn adem wordt haar adem zonder kus.
Als een baken boven zwarte meren
De vrede is de vrede die in haar
Geen christenhond zal haar nog schamen ooit
In het donker woud van zijn verlangen
Er is teveel. Het schakelt storing uit:
Met de plagen, het verderf der woorden
Haar adem is zijn lucht, haar stem zijn al
Motten die elkander openwrijven
Ontsloten werd hen het schemerduister
Op het oude pad van de afwezigheid
Die liederen herinneren het eraan
Nu in duizend ongedane daden
Op het einde van haar stralen, waar tijd
Asgrauw de bladeren, de bloemenhun rot op aarde braken en takkente kandelaren staan op de doemente wachten, de lijken, het inhakkenvan woord in vlees. Nijdig zij tandakken.Gelaatloos de ware staat op het groeienhaar klemmen te plaatsen en haar boeienstrak rond tere enkels en de strot te slaan.De vloek ruist in ’t schrikbarende loeienvan rouw om […]
Golflagen licht gestaag hun koplampen
’t Sprong weg van haar, wat in haar ogen hing