Booischot 1969. De zon hangt in de haag, zijn speeksel druipt en glinstert. Het witte linnen kraakt strak rond mijn stekkenbenen. Ik maak ik. Vóór de mensen was er enkel lucht, blauwe lucht met meikevers overal. Een fossiel is het woord solfer, zo zonder lucifers, de geur is weg uit de ruitjes van Union […]
Categorie: woordenpers
hadith van de maan
(4/4 bij een schilderij van Ilse Derden) wij zijn verzwolgen al maar golven golven na wij waren golvend licht ooit in de volle dagen wij waren golven wij van wijde werelden weerga en van diepe harmonieĂ«n uitdeinende galm wij waren golven wij, winnaars in de kunst van falen wij waren golven wij, hoeders van de […]
vloed
(3/4 bij een schilderij van i.derden.) Het schrapen kriebelt in de keelwand. Het schrapen vlokt aan tot vette kraai. Aan prikkeldraad de stem bloedt open, licht het rotte op, verlucht. De stem is. Het staande heeft het weer van ons gewonnen. Ik eindig in een punt, nietig, in een puntig ik. Einde. De stem heeft […]
huiveringen
(2/4 bij een schilderij van i.derden.) De maan omvat gestreng de categoriek te fel verlichte bomen. Hoogspanning. Geflikker. Jij, uitgespaard daarin. De bladeren vluchten in geritsel naar hun ongedierte. Het af slaat op. Ik ben er weer. Snel teken je het maanlicht open. Naar mij, ik: net op tijd om te laat te komen, om […]
de gierende cirkel
Differentieel: het andere herhaalt altijd wat er in het eendere nodig is om het andere te maken. Negatief: het staan in de weg is ook maar het staan van een in de weg staan. Verlicht: het andere was altijd al het antwoord op de treurnis om wat er nooit meer eender is. Niet: het ene […]
LAIS
Zie wat ik zag toen ik weigerde te zien. Hoor wat ik verzweeg toen ik weigerde te spreken. Niets van jou is ooit daadwerkelijk beschreven. Niets is van jouw lichaam ooit naar waarheid verteld. Jij weet niet wie jij bent. Jouw lippen sluiten niet jouw mond, jouw ogen zien niet wat je ziet, jouw […]
VLAK 14
[Zanger Izeganz & twee Ingezetenen van het Salon] Izeganz klopt zich het kunstroet van de loden jas. De handen zijn hem opgezwollen met de zweren van beteugeling. Hij stinkt: de zon zelf zou zich blauw in het roestige donker willen splijten om hem uit de weg te kunnen gaan, en uit zijn sliertige haren gutst […]
Daphne
Mij ontsnap je niet. De dichterdoet er best het zwijgen toe. Zolderbalken kraken van herinnering:jouw spieren spannen zich tot nerven, takkenreiken naar een diepte onderin. Je zucht. Je slaakt. Jouw lichaamlijkt van tonnen dynamiet de lont. Je kan niet uit het heden naar jouw leventoe. De vloer verhoogt de luchten enmijn hete adem drijft jou […]
Weefsel
Het land schiet zwetend wakker, een heuvel botst de hemel op, de zon ontsteekt de bomen. De aarden mond hoest roest en zuigt de trein langs rot van storten. Een brakke poel bekt krap naast mij voorbij het raam en klapwind wervelt over rommelige terreinen. Ik zie de zon in slierten wolk verschalen, gelig licht […]