wat weg was is weg, weg is wat weg wordt

wat weg was is weg, weg is wat weg wordt
Ijsveld, glazen oog. Op het orgelpunt stilte kucht droogjes een gans. uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1993-1999/ rev. 2018)
De maan sneeuwt stilte. Zwijgend schept de man ’s morgens zijn naam voor de zon. uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1995-1999/ rev. 2018)
de zang stokt als de nijd het lied verbiedt
De jongste dag begon met kraaien, naar dansend licht dat viel voor haar door ongekuiste kinderkamerramen. Nog winterlijk was daar de zon in opgeknoopt voor het stelen van paarden uit de droom die zij ontloopt. Zo zingen lastte zij de vogels dat de botten afgetekend in de bomen hingen, zo gonzen gold haar kraaien de […]
de vreemde vogel klaart palaver uit
Hij sluit zolang de avond uit haar naderenen uit haar spelen, even, dat zij lopen kon,is elke vorm van val geschrapt. Schervenzetten hem beweend weer regelrecht beschreven in de zetel waar alsnoggeen woord voor is. Zij let nog niet opnoten: hij maakt haar de wereld uit en istot haar vermaak hertekend in de lach die […]
geestdriftig zwijgen bij de ondergang
de deerne talmt, omdat de lust pleziert
Hij weet zich aan beweging meegedeeld,telt met haar de reeds behaalde waarden.Hier wat ter vervollediging hem toekomt,plaats, tijd, uitgesproken nummering en daar wat niet. In kringen wordt een vijverwel zijn daad aangemeten. Wat niet pastverdwijnt en drijft zogezegd meteen alboven. Het vriest niet, maar toch zal het zonder warmte zijn. Likkend aan het mesvreet ook […]
afgesleten rolt het wel de berg af
Vliegt en slaat dan plots in drift de veer zijn hand en wendt het wiel zich van hem af. Verging niet ieder die de schoten in de heuvels hoorde en de rivier betreden wou het zo ? Zij zwijgt en beent zich uit bij wat hij schreef, een daad die van haar lijf geen punt […]
uitverkoren, ongrijpbaar is het git
Homeros was een sterrenkundige, verzon hij nuals grootste deugd en wat geschreven stond,bevreemdde hem niet meer. Hij beval haar ten huwelijk en spon zich diep in haar: een lila toverbol in slierten uitgezaaid, een ritselen, gesluierd rond haar hals, dat terminaal haar doordeweeks geklets verbond in delicaat geraas, een gaas met perspectief op wat er […]
rampspoed nadert altijd uit den vreemde
Grimmig groent bijtijds ontworteld dagelijks de stramme stam wat aan. Scheuten wordenbij de late vorst door haar ontraadseld onder zode : misverstand, want zonder zijn was onder mos zijn woeden een toonbeeld van duurte: goud, gestolen van de zolder en voor wat schamel geld als tijd verheeld,werd zo bij haar van nijdig ros het zinnebeeld. […]
luister goed galatea en zoek ga geduldig keer op keer de frequenties af analoog aan jou ben jij en iedereen wie weet galatea het zoeken is misschien het doel en dat wij handschoen zijn grotesk omhulsel van vader die beweging is wier essentie het is om niet te zijn maar te gebeuren in het zoeken […]
de deur is weg, maar letters tellen niet
Onder dwarse handen spant het ribfluweel de huid in groeven naar het graf. Haar onmin wekt een droef doortrokken wrijven op: het spel ontaardt tekort gedaan in ongewilde siddering, een obligaat droget waarmee haar nijd tot in het merg der malse knopen snijdt, het zoemen van viraal gezag blootlegt en zo de daad haar tegenwoordigheid […]
oost of west, konijnen kweken het best
De misdaad loont. Vol schuld en boete hijstde oude vloek zich in het stalen krijsenvan de treinen die op lijken rijden, heefthem die zij verdroeg een winter lang van niets ontdaan, met herinnering belaagd gestaag, alsof een helse drang in hem of haar zo liefdeloos en leeg, hen scheiden wou en tijd van alle dingen. […]
ploeter maar tot ver voorbij de hoeders
i.m. Samuel Beckett De lucht klaart uit. Een open venster staat open op de hemel en hij staat hier en hier staande is het afgelopen. Stilte, volle maat. De heg wordt groener dagelijks en dagelijks dichter en dichterbij hier een beetje zelfs.Het land vergeet hem staande en hij het landen het vergeten duurt het denken […]
de mal van het lam is goddelijk smal
Een tak breekt af. Een late loper traint zich in lang lopen, de vijver vijfmaal rond of meer. Hij schrikt en schikt zich van zijn pad een plasje in, bespat de nieuwe blazer die hij net nog had en hem, en wat hij toen had toegedacht, sprong open, over, zette hem de hak en buitenmaats […]
Bladeren bergen koelte,de kruin buigt in de zon. ’s Nachts de eenzaamheid heft de enkeling hooguit boven zichzelf. Zilver is de maan en in de dieptezwermen de sterren. dv 29/06/2018 – “bladeren bergen koelte” – meerkleurige selesteina-omschrijving van een pictogram -85×52 cm -acryl, inkt en gebruikssporen op papier
inzicht rijpt traag, het licht wil schittering
De barst breidt uit. Een lauwe wind bekrast het zilverwerk in bomen, een merel vreet zich geel gebekt door ’t laatste ijs de modder in. Als hersenvocht vloeit uit de open huizen in dampend grijze golven vol van hondenhaar de doodsbevlekte winter weg: de angst verbeeldt zich in een groet, een overslaand gebaar, een schoongemaakte […]
Bladeren bergen koelte:de kruin weerstaat de zon eenzaamheid verheft de enkelingen triest is niet wat zij dan ziet: verzilverd licht en fonkelen,de naakte maan laat alle sterren staan. rev. dv@EDJ
Het vallen, regelrecht door kale bomenvan onvertakte druppels, ongehinderdhaast: zo snel viel al het loof de takkenaf op ’t rottend klaterdek. Waar het om ging, gaat, is als een loze zenuwtrek uit het gezicht vergaan. Herhaaldelijk: een lichaam stelt zich op, stuikt in en laat zich nooit nog lezen. Afgaande op de vleugelslag van meeuwen […]
Een voetnoot nog, een praatvaar op pamflet,een buitenkans is dit gekleurd missaaldoor Congolezen in de gleuf gemurwd van dode huizen. Op kraaknette lakens ontvangt met zure port en toastjesmeel het salon de maandagavondrevolutie. Verzilverd is sinds lang het werk dat nooit voltooiing vond, tot rosse streep geroest elk zwaard dat zich een waarheid boorde: in […]
forceer het slot maar breek de sleutel niet
In havens opgebaard, vuurrood geprangd tussen drijfijs en grondvorst, hout, des zomers rot van zee gehaald en toen de herfst het vale zeil verregend had, voor dood aan land geklonken, verlinkt als brug aan polderwegeltjes, een mijn ter ondersteuning van de diepste schacht : scheepsskelet dat nu zijn kamer tooit. De zondagsverf gebaart in overvloed […]
zonnewarmte stemt de nachtkoude stem
Op een winteravond slaat de wereld af en in het licht daarvan, per zilverling, drupt elke tel de tijd als lek gerinkel uit aan hun stad verknochte kranen. Hooguit blijft een laatste meeuw nog krijsend uit het zwart betakte grijs gesneden tot ook haar schreeuw zich nestelt in het ijs op het oog van de […]
9 – verloochening ontgoochelt niet de meeuw
De kamer stelt zich in, open als de zee en doodgewoon van jou en geen kwaad geweten. Alsof niet meer dan dit zichzelf was, rimpelloos:
Valt, hoe plots ook: een goed oog erin. Je hebt voordien en weet hoe ook uiteindelijk het laatste pluisje van de paardenbloem iets raakt. Ondraaglijk echter, telkens deze winternacht, wordt de herinnering aan hoe het spel het licht deed duren,- alsof het zo niet verder kon.
zilvervissen glinsteren in de stroom
Over daken turen, naar naden speuren: elke achtergrond een nieuwe afgrond. Van dak op dak en heel erg wit blijft het pluimsliertje schoorstenen tonen. Stampvoetend tot hier de laatste snik van kleur verdacht mij uitlijnt, valt er niets te beginnen. Al hapt de hond zich dol, sneeuw herhaalt zich niet.
obstinaat op de rolmat naar de dood
Verlangen, bijvoorbeeld, dat de mist de voorjaarsdag een glans verlenen zou, alsof het verder niet meer hoefde. Roerloos, hooguit, op het randje en door heel gaarne te kijken, zie je nog iets. Voor beweging is de tijd te klein: de klok vertikt een eeuwigheid, de trein ontwikkelt zich, een wijzersprong en alles eindigt zoals het […]
geef oude wieken mee met de rivier
In tegenspraak jezelf de vloek ontzeggen, verblind door hoe de zon zo ijzig laag in je oog steekt en murw van de wind die weer de andere hand dient aangeboden. Een hoofdvol kiespijn schud je meewarig de woorden toe, voor het kwaadste spreken uitgedost : het leed, zonder twijfel, is de stilte aangewezen, en waanzin […]
Prudentia pruttelt: verdubbel de poortwacht!
Ontwaken, zo, getrouw de dag die plots het zonlicht ziet die bij haar thee gedroogde abrikozen eet, een dame op haar stekje slurpend tussen vlagen regenval in januari en die misschien die dode aarde van zich slaatin mostar waar het kogelketst en moorden gaat weer zo meteen en voor een tijd nog wel en die […]
het liep te los op de groene weiden
Van tuinwerk dromen, uitgespitte grond en of je daar een parel trof? Niets bleef bewaard, hoe je het ook prijsgaf aan de tijd dat je nog bestond, hoe ook je het van Griekse schoonheid, haar scherpte losgewrikt en van de aarde afgebroken vond. Restant van een gaffel, het uitgeroeste nagelgat gebeten op afwezigheid. Afdoende werd […]
onvoltooid straalt de terp van de toekomst
Spelen dat het donker wordt: zo dook de boeman nacht gebrild op ski’s de kamer in, brak daverend het raam tot een spiegel van waarachtigheid. Kijken dat het je ernst is : met lampen op je hoofden een rimpelende voetganger waar een haarlok klefte, voor je het gordijn dichttrok. Dat het donker werd, speelde jeen […]