grensgevallen begrenzen gevallen
Harusmuze #352

grensgevallen begrenzen gevallen
het paard, dravend op een heuvelrugje roze hand voor de zonde harde suiker op peperkoekhet knauwen in je maagvan zure, droge wijnhet vlees dat walmtvan sterfte vuur en kruidende geur van zeep en huid inde plooi in jurken van katoentrompetgeschal met kinderkoorde klik-klak van hun pasafgemeten in de lege haleen verzwegen wens verborgenin de verdrongen […]
duid nu op de vingertopdie in de folie druktmet rode stift het oogpunt aan, waar plaats en tijd precieseen uitspraak lang en voorhet blijken der wetmatigheid ruimschoots voldoendetot stilstand komen, zichin elkaar lijken te vinden. stoot dan fors door en spreektot het ontzette halfrond : beoogt zo met name hetleven, brengt ons snellerde dood. inputtekst […]
Een trede lager is het beeld,versluierd in de geurvan zachte zeep en lijf, het glijden over het chroomvan de leuning, de opwaartszwevend neergelatenslanke hand een oogwenk hangende,verscherpt door een plotse invalvan licht op de leuningvan het soortdat zich niet noemen laatof van de god de naam wil dragen, stokt en dreigt danje in je val, het in je haastternauwernood de rand aantippenvan de treden die je lieveroverslaat, te vellen,je als een kattenjong ter doodop de blauw gevlamde steente laten smakken van de inkomhal,waar het zich baldeen wonderlijk tot de woordenontplooide : de weg omhoog, omlaag,is één en dezelfde. inputtekst (2009) -HERAKLEITOS fragmenten 22b32 en 22b60
uitgezonderd net vandaag altijd: de voordracht die zichzelfvoorstelt, als viel er nergens vanmaar telkens weer op zwart satijn de traagste zilverdwarrelinggeurend naar extase uit het onopengesneden album van de doodshoofdvlinder. zorg maar dat je gedwee de wind verzwelgendalle ramen opendraait, de wagenvan zijn kracht ontkoppelt, delampen dooft en in de weide glijdthet onbegrensde zwarte dat […]
ademgesel, liefdesklank die zinnenstrelend schorre kelen openspert en kil de diepst geborgen droogte op de natte lippen legt. tomeloos brandende halm, die krult op het veld voor je ogen net voor het opgaat in de vlam. vrees dat je van haar beroofd onder lakens graaien moetnaar wat je nooit kan raken. spreuk, die na die […]
vertrekken uit het eensklapstoegeslagen donkertoont het wat het toont aan hetdat net een vorm van wegontwaarde, op het punt staat te dalen,zich bij de dalendenop te houden en zie : de weg is weg ( zo wordt evenminde as aanzien, eerder nog de ruimte draaiende achter het stilstaande karrenwiel ). inputtekst 1994
Niet eens beweegthaar hand: het boekligt jarenlang openop dit onbeschrevenblad: dag na dag enuur na uur zieje in haar blik secondenafgemeten staan die het momentmillennia verdagenwaarop je haar hetwoord kon vragen. Zo heeft ook de lucht, zegt men, rond een klaproosgeen weet daarvan.
Where art thou, Pestilence, that bathest in fogs & standing lakes William Blake: Tiriel 5, v.8 “Daal neder pestilentie die in misten woelt.Stijg op fatale wasem die in poelen spoelt,bindt u tot een wenteldraak die spuwt en bekten het weke voze met hete zuren dekt. Brandschat loze praal die teert in slijmenglans,vernietig in een schicht de […]
er is geen tijden niets staat ons te wachten,er is geen bedwaarop mijn naam geschreven staat, maar dagelijks is jouw schoonheid krijtendop mijn zwartgeblakerd land een toverzang,geborgen klank van zilversnarenhanden, dansend, die mijn talen breken en klakkeloosvan liefde spreken alsof geen wervelstormons in die oogwenk ooit nog raken kon.
descr.: triple reading in overlay: – first in pencil completed with yellow crayon – second in bister, immediately after first – third in black chalk after some consideration
een parel wordt het ooggelijk. hout raakt hout waarvingers waren en gevoel. de wacht strekt. elk ogenblikreikt verder dan Andromeda.stilte heerst, die het stille wil. het komt. een druppel eerst, een tweede en het water barst doorheen de steen. ook de zon stroomt leeg, lichtwordt schietgebed, een schijn waarin gewettigd ligt de stem. het wiegen […]
de speeltuin boltde lijnen op, roltweg in het donker. ‘ik schommel’, kriepthet kind. de kraaienbevlekken het gras. het benodigde dientafgewogen, gemalen,spaarzaam toegediend. koud en tastbaar is het beter, een strakkevorm verbergt het schichtige karakter, het onafwendbare.
het werkte. een doel wasniet vereist: de bal roldeen dat volstond. de vraag was nu naar het puntwaarop het zeggen kondat er bestaan was, dat het bestond. de nachtbood gouden regen die nooit de ochtend haalde. besef. de val slaat toe. de rat draait in het rad. het ademen herademt. geen ander trekt het gelaatin […]
Het verschil tussen grijsen zilveris de opstandigheid van zwartin de waan van het wit. Het verschil tussen geelen goudenis de onzichtbaarheidvan zwartin een geslaagd gedicht. Over het ‘Gedicht van de Dag‘- programma Lees meer output van het ‘Gedicht van de Dag‘-programma inputtekst (19-20/06/1993) een kopie is enkel op aanvraag en persoonlijk af te halen gesteld dat […]
Bij oogopslag verdwijnt het, zinktslaafs als een afbeelding in de afgebeeldezee waarmee het zichzelf toe plooit, uit zet, in het niets uitstrekt. Nochtansde nacht lang laafde het zich aanhet sijpelen van de roestige kraan, het druipen van engelenbloedwaarvan elke drup het antwoordgeeft dat in de vraag al was vervat. Zo vervolgt vergeefs het lichtziek oogde […]
Benodigd zijn: bloedinkt, papier en daarineen goed oog. Onder invloed van het witstolt het opgekloptegebeuren. Kluts er desnoods wat waarheiddoor, maar het moetwel glad en diafaan. Onderaan dichtplakkenmet het zwart van jelongen. Koel serveren onder voorbehouden (noblesse oblige)een glazen stolp. inputtekst (1993):
Zilver draaiend blonk het rond het ijlevan je greep. Het viel en zonk de weide in. Het heft was weg, verrot. wat het inhieldhad geen angst, het kon zich zomaar weerin je hand leggen. Begrip is relatief. Snee: is het bloed dat nu gestold de snedetekent, of tekent het in de grondgestokene de zwarte lijn? […]
Het opgespannen doekwordt grijs en zwaar van de dauwboven de pratende hoofden. Haar toegewijd reikt je handen raakt niet haar,maar zich in onmacht rekkendehet doek en van de verdonkerde lucht glijdt op voorspraak der godenin je handpalmde druppel vocht, dat breekt het licht en op haar bovenlipstaat even zilverals de omkartelde wolk jouw daghet kussen […]
Het feit alleen dat zo de wereld ziet,zijn dode god is lomp, zwaar geboddat zompig zinkt, vastheid biedt het niet.‘t Bestierend woord bederft van wil totslijm en sliert, klonters existentierot. Dit schrijven nu dat het doorboortdeelt het iets uit dat het niet toebehoort,verschrijft zijn liefde tot geschiedenis.Uw lezen maakt het dan gekozen poortvan niets daarvan tot […]
De stank van god is niet te harden nuzijn rottend lijf geheel de aarde dekt.Wie van hem spreekt, spreekt stil en ambigualsof men nog zijn dood in twijfel trektterwijl het rot zich zichtbaar toch voltrekt.Soms gaan er ook stemmen op dat zijn Zijn toch niet zo zinloos kan gestorven zijn.Misschien is Geest nu Vader van […]
Zwart glanst in azuur op wit verdwijnenwat van begin tot eind in eigen gitgeborgen blijft: spel van klare lijnendat betekent wat het zelf beschrijft: ditis wit gelezen zwart dat in haar zit. Gracieus wordt zij godin van schoonheiddie gaat leven als Het geloof belijdtgewoon door het bewegen te bekijkendat elk moment zijn ziel met haar verblijdt:als […]
Het eiland slinkt en zinkt: de vloed komt op,grijze meeuwen plonzen dood en de zeeis zomp en slop, de stank vult de kopmet alg en rot, een menigte zingt meemet meeuwen krijsend eigen stervenswee.Riolen gapen, geheel en al bevrijdvan lust en energie en wijd en zijdde stilte staat gebenedijd tot zijverschijnt en wonderlijk haar hand […]
Alleen een hond kan schrijven dat ‘het schrijft’en zich verbeelden dat het een schrijven is,maar zelfs een vlugge schets daarvan verschrijftzichzelf tot wie de echte schrijver is:in wiens verbeelding nog schrijft ‘Het’ LAIS?Ben ik het niet die zich genomen weeten Het bedrogen drager van mijn leed?Blijft zij dan niet voor eeuwig buiten schotterwijl ik Het […]
In laaiend vuur verworpenneemt het droge blad van lucht,vuur en aarde alle kleurenin zich op en zweeft. Het krult en weegt zich al krullende af. Een roos vergeelt tot tere lijntjeswaarin nog herfstzon trilt. Wit gebald wil een strakke handals van zijde het voelenvan de hand nog raken: van wieg tot grafwacht de mens vergeefs […]
Een speld van git bij parels kornalijn,granaat en amber, en donker diep klaartheur hals uit met van geuren een gordijnen krult een lok die wit gefonkel gaarten Het dat als een god op aard bedaardhaar zich voor zich ontdoen ziet van heur praalen uit de zijden stappen haar verhaal:de ster die in zijn woorden branden […]
Is zij het daar die Het ziet, haar blankevuur van huid verhoogd met manestralen? Zijn het in die wilde baren daar haar rankehals, haar ogen die het licht doen dralenvoor het in de nacht verdwijnt? Bepalende grond en ‘t kleed de tekening van ‘t lijf? Is haar te zoeken deel van haar verblijf? Maakt haar te zien […]
LAIS waarvan Het het gemis bezit,en duizenden varianten duisternis:’t perverse schrijn waar niets het niets aanbid,verloop van tijd, vrij van gebeurtenis,paleis waarin de ruimte leegte is. Het is die leegte die zichzelf herkent,herhaalde spiegel van het mankement. ’t Gedaver dreunt hier vers na vers voorbij:een rotten van absentie dat nooit went.Kom, lezer, doe er nog […]
XXIII Het was. Zeven dagen, zeven nachtenzwierf het door de woestenij en zocht Hetzich een lijf om, haar lijfeigen, te wachtentot ook dat weer stierf: wat vergezocht Hetviel als zand op zand, tot stof vervlocht Het,dacht doem. Denkt. Is. Maar zo in zich gekeerddat niemand nog begrijpt wat Het beweert.Het schrijven was geheim waarmee Het […]
jij. recursief eist nu het toeval dat jouw harenmijn schouder uitstrepen tot op het wittebot en ook mijn voze tongval spalk jij metbuitenhistorisch gebulder. heethoofden, zij worden met halen van hun rilromp en krijsen gescheiden en hun leed wordt deel van mijnpink. hou die knipschaar in spreidstand, jij. elkmoment is een momentopname met suisende migs […]
Springstoffen razen in containers over de autosnelweg. Op de middenberm staat een haag in brand. Heel erg luid roept het meisje in de blauwe bikini dat ze haar teen aan een kei stootte. De herhaling herhaalt alleen zichzelf. Schimmen van oude mensen schuilen achter het behang. Een ijsschots stuikt met veel geraas de zee in. De plooien in je huid verraden hoe je huilde als baby. Muziek verzet zich tegen de stilte die ze […]
Een trede lager is het beeld,versluierd in de geurvan zachte zeep en lijf, het glijden over het chroomvan de leuning, de opwaartszwevend neergelatenslanke hand een oogwenk hangende,verscherpt door een plotse invalvan licht op de leuningvan het soortdat zich niet noemen laatof van god de naam wil dragen, stokt en dreigt danje in je val, het in je haastternauwernood de rand aantippenvan de treden die je lieveroverslaat, te vellen,je als een kattenjong ter doodop de blauw gevlamde steente laten smakken van de inkomhal,waar het zich baldeen wonderlijk tot de woordenontplooide : de weg omhoog, omlaag,is één en dezelfde. inputtekst (2017) >2001 (?)
tingeling van dingen zo floepen hier de schermen aan en kraaien krassen mee in pek en veren deze jeremiaden.ik klots wat rond met kliekjes oceaan, en ’t schildersoog vertaalt mijn stem tot glijden van een oester op de tong. parels leg ik bij de mest te vondeling, ze gaan van mondtot oog tot mondeling: elk […]
‘t Is een hijghoofd, huig met vlees en bloed omwonden, verlangend dier dat regels braaktom droom van daad te scheiden, kwaad van goedmaar met zijn oordeel enkel tijd vermaaktstervend en strevend ‘t leven zelf verzaakt. Zijn leven is wat er niet is: LAISwaarbij Het was, is daarvan beeltenis,van zijn geloof idool, herinneringwaarin het zin zoekt en […]
ach lied, mijn liedjij helpt de smartwanneer de rampen raken,jij kan, o lied, de wond in ’t hartde droefte tot geluk vermaken ach lied mijn lied jij laaft de dorstjij blust het brandzwart blaken,jij kan, o lied, de kankerborsten ’t wee daarin doen staken. ach lied mijn liedhet zwijgend natdat rolt nu langs mijn kakenjij […]
Ik hou niet van je, ruikje haren, voel je huidde hele dag, dus houvannacht je benen stil,je mondje dicht, terwijlik graaf en schraap en ril. Ik ben nog nooit zo nietverliefd geweest als nu opjou, maar nu je naam nogzwart geblokt mijn kopnaar jou vertekend heeft,nu duizel ik en fluister : ontreddering om haar,afwezigheid in […]
Zich hiervan bewust met nijd in de kopdoemt de schim vaak op, weerspiegeld op straatin ramen, of in een plas wolkt Het opdreigend en vuil, vol onrust en haat,afwezig bewegend, zijn dat bestaat. De dagen zijn vreemd sinds Het in LAIShet ware ontblootte, ’t lijk dat Het is:een vormloos verderf dat haakt naar zichzelfin slijmen […]
Koopstof zuigt aan de zolen. Nat en zwaarop hun halzen de hoofden wiegen. Strokenakkers met gif perkt hen ter stede waargeldhonger giert: de zielen zijn spokende breinen verdoofd, de geesten gebroken. De pit van hun ego is klein en holmaar buitenom oogt het groots, zwaar en bol,gewichtig gebarend ‘n heftig sujet. Talloos zo zijn ze […]
Het lost nu op in louter leesbaarheid,zijn leven is schrift, haar naam is zijn zinmaar de zin is fictie, obsceniteit,haar code drukt taal uit de bot inbloeiende bloemen met lillend daarinreikhalzende liefde zwart van de nijd:zelfs zijn adem stinkt naar geil en naar spijt. Er is een hele zware storm op til.’t Lot becijfert, verplettert de […]
“bij het melkvlammen bij de grafademin purperen zweefmonden: het tonggolveno bulkende zaadstulp breek in ons los” (zulke heilzangen gaan al snel in de stemspleten knellen, mevrouw!) het mauve hert HMS Spanningsberger in de ondergangszon– te jong achter de sterfspijlen– indien afwaarts murmelt de tranenvloed : de dijen bekoren de dijen de dijen bekronen de dijen […]
Een duimbreed telkens schuiftheel wit het schipde kustlijn af en aanvan Nazaré. Haar voorbeeldig getaande huidis door het blauw boven de duinzo scherp omlijnddat het afdrukbaar is, op de gekende tegels, bv.,waar hetzelfde blauwdit land is ingebakkenen zich onder glazuurvan aanraking onthoudt. Snel, besef je, diendeeen vinger daar gelegd, en nu,in de strakke hals als […]
Wat weg is, heeft zich ooit een weg gebaand:compleet verrees uit stoffelijk gebeurengeen leven eerst maar degradatie, staandverderf, zure schimmel, zwavelgeurenmisselijkmakend in natte scheuren. Weelde wemelt, wil zichzelf vertellen‘t gewoeker ontaardt, ‘t verval blaast bellen:verdeling drijft ‘t gelede leven aan,‘t raadsel mens ontstaat als iets met cellen.Maar in LAIS blijft het als het bestaan.
Door ‘t vage heen waarin haar klaarheid waszoals de maan ook toen aan het verscheen:vergleden schijn op de spiegel van een plas, het gladde vlak van woorden om het heenhaar witte schip dat in de zon verdween. Zinloos bleek het zoeken naar het echte,‘t ware met het schone te bevechten: wat er gebeurd was, is, […]
Reusachtig zelf een grote, warme vrouwkamt het met trage halen de haren die als een gordijn links, rechts langs de vouwook zijn naakte borstkas doen bedarennu het zich al dromend wil verklaren. “Zo laat ik hier”, zegt het “dit klieven toemijn innerlijk te tonen, het ene moe,dat ik haar te midden al het woelendromend zeg […]
XV Honderden handen hangen te drogendeskundig ontvleesd en ontbot, de huidweer opgezet, de vingers gebogentot wijzen en grijpen dat niets beduidt,loze gebaren als van iets toch besluit. Lomp hun lijven strompelen eronder,mompelend ze stompen elkaar zonder doel, enkel daartoe gedreven door nijd. En ook het voelt zich heel erg bijzonder,heeft in de droom voor de ander […]
Van dat zij het in haar ontbreken sloot,werd het viraal door dat gemis verteerd:het drijven van een lek geslagen boot,‘t klokkende gulpen uit vaten van teer,verlangen naar verlangen zonder meer. ‘t Lichaam werd een kluwen van tentakels,de gedachten vlagen stroom door kabels,‘t gemoed van mank geheugen rotte vrucht:een aggregaat van kettingloze schakels,gelogen naam, omstandigheid in […]
XIII De mond houdt in het innerlijk razen,stormtij in het nachtperk, schichtdoorschoten zwarten de ogen zijn van angst de spiegelglazenwant vlamt daar niet de gruwel in het hartdat tot een koude steen al is verhard? Een nieuwe macht versleutelt het: de wilom enkel haar nog te behagen. Kilomdat de omgangsvorm om kilte vraagten stil omdat […]
De dagen duwt het uit als sigaret,walgend van zichzelf en ’t korte genot,vertier met van de ondeugd prijs en wet. Het leven is met lijden vast op slot,verplicht te sterven met van dood verbod. D’ eeuwigheid is ’n hel als het gaat duren:afwezigheid van schoonheid in de urenrekt het leven zonder haar. Grauw is ‘t zijn,de […]
XI LAIS is wat het is: van haar gemis.Het leeft alsof, haar naam is sarcofaag,het ligt te rotten daar: een iets dat iseen mankement van lijf in laag op laagvan taal met van uw lezen steeds de plaag. Het zegt LAIS en hoopt op licht dat is:verlossing, uitweg uit de duisternis;maar elke keer wordt het weer […]
[embleem: LAIS IS WEG IN LAIS] Verbaasd leest het zijn lettergrijpen nain de verzen die het schreef voor haar, zo mooi vannacht. Geen ene paginaheeft van zijn werk nog meer dan dit gebaar:LAIS LAIS LAIS LAIS staat daar. Het zingen ging nochtans de hele nachtin duizend kronkels om en rond haar pracht,en in zijn zinnen had […]