Van dat zij het in haar ontbreken sloot,werd het viraal door dat gemis verteerd:het drijven van een lek geslagen boot,‘t klokkende gulpen uit vaten van teer,verlangen naar verlangen zonder meer. ‘t Lichaam werd een kluwen van tentakels,de gedachten vlagen stroom door kabels,‘t gemoed van mank geheugen rotte vrucht:een aggregaat van kettingloze schakels,gelogen naam, omstandigheid in […]
Categorie: asemic reading
LAIS XIII
XIII De mond houdt in het innerlijk razen,stormtij in het nachtperk, schichtdoorschoten zwarten de ogen zijn van angst de spiegelglazenwant vlamt daar niet de gruwel in het hartdat tot een koude steen al is verhard? Een nieuwe macht versleutelt het: de wilom enkel haar nog te behagen. Kilomdat de omgangsvorm om kilte vraagten stil omdat […]
LAIS XII
De dagen duwt het uit als sigaret,walgend van zichzelf en ’t korte genot,vertier met van de ondeugd prijs en wet. Het leven is met lijden vast op slot,verplicht te sterven met van dood verbod. D’ eeuwigheid is ’n hel als het gaat duren:afwezigheid van schoonheid in de urenrekt het leven zonder haar. Grauw is ‘t zijn,de […]
LAIS XI
XI LAIS is wat het is: van haar gemis.Het leeft alsof, haar naam is sarcofaag,het ligt te rotten daar: een iets dat iseen mankement van lijf in laag op laagvan taal met van uw lezen steeds de plaag. Het zegt LAIS en hoopt op licht dat is:verlossing, uitweg uit de duisternis;maar elke keer wordt het weer […]
LAIS X
[embleem: LAIS IS WEG IN LAIS] Verbaasd leest het zijn lettergrijpen nain de verzen die het schreef voor haar, zo mooi vannacht. Geen ene paginaheeft van zijn werk nog meer dan dit gebaar:LAIS LAIS LAIS LAIS staat daar. Het zingen ging nochtans de hele nachtin duizend kronkels om en rond haar pracht,en in zijn zinnen had […]
LAIS IX
Waan is de liefde, illusie die sterft, regen vertaald tot het vallen van water: al is verval, de aarde bezit dat bederft. Men derft haar hier, het leven verlaat erhaar weelde die wil woeden tot later. Dreiging doemt op, armada’s aan kusten,men bidt om geweld, dwingt te berusten. Kinderen zingen, reikhalzende halmen,geofferd aan nijd, voer […]
LAIS VIII
Het hekelt nu het lezen dat in hem wil haar als mens of als een ding begrijpen. Wat zij betekent immers staat nooit stil,land en water, chaos, niet te grijpen zij weet, het spreekt, zij zijn begrijpen. “Wij zijn niet hier”, zegt het, “zij is geen deel van mij en wie ons wil, wil ons […]
LAIS VII
Kale takken in hun strak gebinte,scherpe tekens in het vlagen van de mist: er rest ons niets van het beminde, de trage kleuren zijn tot wit gewist, alleen LAIS had wat ons leven mist. Wij zijn zo sloom, van zin en lust ontdaan, zij was aanroeping, naam voor niet-bestaan: het is ons vreemd en niet […]
LAIS VI
LAIS maakt van elk hok een kathedraal, zij vult de zolder op tot aan de nok. Het kust haar beeld als reine zonnestraal, zij lacht haar lach bij ‘t vallen van haar rok: het is haar lust, zij ’t avondmaal (het schrok verblijd door dit festijn, haar zindering). Zij zien slechts eigen ogenglinstering. Haar naam […]