Ik hou niet van je, ruikje haren, voel je huidde hele dag, dus houvannacht je benen stil,je mondje dicht, terwijlik graaf en schraap en ril. Ik ben nog nooit zo nietverliefd geweest als nu opjou, maar nu je naam nogzwart geblokt mijn kopnaar jou vertekend heeft,nu duizel ik en fluister : ontreddering om haar,afwezigheid in […]
Categorie: asemic reading
LAIS XXI
Zich hiervan bewust met nijd in de kopdoemt de schim vaak op, weerspiegeld op straatin ramen, of in een plas wolkt Het opdreigend en vuil, vol onrust en haat,afwezig bewegend, zijn dat bestaat. De dagen zijn vreemd sinds Het in LAIShet ware ontblootte, ’t lijk dat Het is:een vormloos verderf dat haakt naar zichzelfin slijmen […]
LAIS XX
Koopstof zuigt aan de zolen. Nat en zwaarop hun halzen de hoofden wiegen. Strokenakkers met gif perkt hen ter stede waargeldhonger giert: de zielen zijn spokende breinen verdoofd, de geesten gebroken. De pit van hun ego is klein en holmaar buitenom oogt het groots, zwaar en bol,gewichtig gebarend ‘n heftig sujet. Talloos zo zijn ze […]
LAIS XIX
Het lost nu op in louter leesbaarheid,zijn leven is schrift, haar naam is zijn zinmaar de zin is fictie, obsceniteit,haar code drukt taal uit de bot inbloeiende bloemen met lillend daarinreikhalzende liefde zwart van de nijd:zelfs zijn adem stinkt naar geil en naar spijt. Er is een hele zware storm op til.’t Lot becijfert, verplettert de […]
Een duimbreed telkens schuiftheel wit het schipde kustlijn af en aanvan Nazaré. Haar voorbeeldig getaande huidis door het blauw boven de duinzo scherp omlijnddat het afdrukbaar is, op de gekende tegels, bv.,waar hetzelfde blauwdit land is ingebakkenen zich onder glazuurvan aanraking onthoudt. Snel, besef je, diendeeen vinger daar gelegd, en nu,in de strakke hals als […]
LAIS XVIII
Wat weg is, heeft zich ooit een weg gebaand:compleet verrees uit stoffelijk gebeurengeen leven eerst maar degradatie, staandverderf, zure schimmel, zwavelgeurenmisselijkmakend in natte scheuren. Weelde wemelt, wil zichzelf vertellen‘t gewoeker ontaardt, ‘t verval blaast bellen:verdeling drijft ‘t gelede leven aan,‘t raadsel mens ontstaat als iets met cellen.Maar in LAIS blijft het als het bestaan.
LAIS XVII
Door ‘t vage heen waarin haar klaarheid waszoals de maan ook toen aan het verscheen:vergleden schijn op de spiegel van een plas, het gladde vlak van woorden om het heenhaar witte schip dat in de zon verdween. Zinloos bleek het zoeken naar het echte,‘t ware met het schone te bevechten: wat er gebeurd was, is, […]
LAIS XVI
Reusachtig zelf een grote, warme vrouwkamt het met trage halen de haren die als een gordijn links, rechts langs de vouwook zijn naakte borstkas doen bedarennu het zich al dromend wil verklaren. “Zo laat ik hier”, zegt het “dit klieven toemijn innerlijk te tonen, het ene moe,dat ik haar te midden al het woelendromend zeg […]
LAIS XV
XV Honderden handen hangen te drogendeskundig ontvleesd en ontbot, de huidweer opgezet, de vingers gebogentot wijzen en grijpen dat niets beduidt,loze gebaren als van iets toch besluit. Lomp hun lijven strompelen eronder,mompelend ze stompen elkaar zonder doel, enkel daartoe gedreven door nijd. En ook het voelt zich heel erg bijzonder,heeft in de droom voor de ander […]