Een speld van git bij parels kornalijn,granaat en amber, en donker diep klaartheur hals uit met van geuren een gordijnen krult een lok die wit gefonkel gaarten Het dat als een god op aard bedaardhaar zich voor zich ontdoen ziet van heur praalen uit de zijden stappen haar verhaal:de ster die in zijn woorden branden […]
Categorie: asemic reading
LAIS XXV
Is zij het daar die Het ziet, haar blankevuur van huid verhoogd met manestralen? Zijn het in die wilde baren daar haar rankehals, haar ogen die het licht doen dralenvoor het in de nacht verdwijnt? Bepalende grond en ‘t kleed de tekening van ‘t lijf? Is haar te zoeken deel van haar verblijf? Maakt haar te zien […]
LAIS XXIV
LAIS waarvan Het het gemis bezit,en duizenden varianten duisternis:’t perverse schrijn waar niets het niets aanbid,verloop van tijd, vrij van gebeurtenis,paleis waarin de ruimte leegte is. Het is die leegte die zichzelf herkent,herhaalde spiegel van het mankement. ’t Gedaver dreunt hier vers na vers voorbij:een rotten van absentie dat nooit went.Kom, lezer, doe er nog […]
LAIS XXIII
XXIII Het was. Zeven dagen, zeven nachtenzwierf het door de woestenij en zocht Hetzich een lijf om, haar lijfeigen, te wachtentot ook dat weer stierf: wat vergezocht Hetviel als zand op zand, tot stof vervlocht Het,dacht doem. Denkt. Is. Maar zo in zich gekeerddat niemand nog begrijpt wat Het beweert.Het schrijven was geheim waarmee Het […]
B53
jij. recursief eist nu het toeval dat jouw harenmijn schouder uitstrepen tot op het wittebot en ook mijn voze tongval spalk jij metbuitenhistorisch gebulder. heethoofden, zij worden met halen van hun rilromp en krijsen gescheiden en hun leed wordt deel van mijnpink. hou die knipschaar in spreidstand, jij. elkmoment is een momentopname met suisende migs […]
B60 – B32
Een trede lager is het beeld,versluierd in de geurvan zachte zeep en lijf, het glijden over het chroomvan de leuning, de opwaartszwevend neergelatenslanke hand een oogwenk hangende,verscherpt door een plotse invalvan licht op de leuningvan het soortdat zich niet noemen laatof van god de naam wil dragen, stokt en dreigt danje in je val, het in je haastternauwernood de rand aantippenvan de treden die je lieveroverslaat, te vellen,je als een kattenjong ter doodop de blauw gevlamde steente laten smakken van de inkomhal,waar het zich baldeen wonderlijk tot de woordenontplooide : de weg omhoog, omlaag,is één en dezelfde. inputtekst (2017) >2001 (?)
B55
tingeling van dingen zo floepen hier de schermen aan en kraaien krassen mee in pek en veren deze jeremiaden.ik klots wat rond met kliekjes oceaan, en ’t schildersoog vertaalt mijn stem tot glijden van een oester op de tong. parels leg ik bij de mest te vondeling, ze gaan van mondtot oog tot mondeling: elk […]
LAIS XXII
‘t Is een hijghoofd, huig met vlees en bloed omwonden, verlangend dier dat regels braaktom droom van daad te scheiden, kwaad van goedmaar met zijn oordeel enkel tijd vermaaktstervend en strevend ‘t leven zelf verzaakt. Zijn leven is wat er niet is: LAISwaarbij Het was, is daarvan beeltenis,van zijn geloof idool, herinneringwaarin het zin zoekt en […]
ach lied, mijn liedjij helpt de smartwanneer de rampen raken,jij kan, o lied, de wond in ’t hartde droefte tot geluk vermaken ach lied mijn lied jij laaft de dorstjij blust het brandzwart blaken,jij kan, o lied, de kankerborsten ’t wee daarin doen staken. ach lied mijn liedhet zwijgend natdat rolt nu langs mijn kakenjij […]