“Als de beweging van deze hernieuwde toeĂ«igening inderdaad onbedwingbaar lijkt, dan is haar uiteindelijke mislukking er niet minder noodzakelijk om.” Jaques Derrida, Hoe niet te spreken. Vert. Rico Sneller, Kampen, 1997. I Zelfdruk van een werelddeel: ik had een vinger in de inkt, legde hem eruit, rolde met een vinger die andere vinger, druipende, […]
Categorie: archiefdoos
het oneinde
het oneinde komt de lippen bibberen het speeksel belt de warmte stort vuile heetwaterklank op vingerdikke oliejekkers er wordt stroomafwaarts afgetakt meedogenloos het groen gulpt uit de twijgenzee galathea lonkt en slokt volmondig dragon oppert iemand om de avond te merken samen zijn we samen samen zijn we sterk onze armen verarmen, onze rijken reiken […]
moeder ben ik en kind met het steenvocht hartsvliedend weg van bonken en beuken waar de grote verguizer ik rechtopstaande ik bloedende gaten betast van de verlossing o moeder o sterren van uw ogen o schittering wit waar wij u vinden zouden en waar wij ons u geven konden ware het niet dat wat wij […]
gij
Kom. Kom hier gij. Zit. Hier ben ik, een hemd. Trek mij aan. Uit. Voel je het? Nee? [slaat] En nu? Hè? [slaat] Nog niet? Hè? Hè? Het is heet, pokkeheet is het en ge ziet een zwembad, het dampt in de hitte en het lonkt met de koelte van koel water maar op het […]
feestzorgen
Het kleed scheurt. De melk is koud.Er staat een olifant in de veranda.Er is op tijd niets hier en niemand daar. Jij zet jouw hoofd nog eens met mij en alerin als koopje in de krant. Jouw muizenissenmaken wegen Romeloos en misselijk van kant. Â
kelder
In de kelder zijn er de gevaren: hier ligt een roestende nagel, daar de dode hertog in zijn graf. Wij duiden alles aan, maar niemand wil nog de kaarten lezen. Natte wensen druipen donker van de muren af.
de glaslink
 Booischot 1969. De zon hangt in de haag, zijn speeksel druipt en glinstert. Het witte linnen kraakt strak rond mijn stekkenbenen. Ik maak ik. Vóór de mensen was er enkel lucht, blauwe lucht met meikevers overal. Een fossiel is het woord solfer, zo zonder lucifers, de geur is weg uit de ruitjes van Union […]
natte maan
Natte maan In plassen zwart, verregend op het asfalt zie ik het karige fonkelen. Het droeve glimmen van het stille dat bewegen wil. Zwijgen zuigt het zwijgen uit het zwijgen, vingers leggen vingers op de snee en wrijven het bloed uit in het wit van de wonde. Kaal huivert een boom zich de bladeren […]
Het schrale
De lente steekt ons de vervlogen hoop weer achter de ogen en het groene vuur kromt in onze botten. Het breekt onze houding met walging en smarten. Wij reiken u gloeiend van liefde zoals het geschreven staat de houten nap aan met onze huismelk. Wij trillen. Onze ledematen spellen bewogen de naam die wij dienen […]