LAIS, leegte die is, aards paradijs,
Categorie: gedicht van de dag
LAIS CXXXIII
Hand 1 lijkt een klauw op haar reine huid
LAIS CXXXI
Het heeft de vleugels in de kast gelegd
LAIS CXXIX
D’eeuwigheid is het rijk van de orde
LAIS CXXVIII
Het zoekt het, een gat in het midden, graf
LAIS CXXVII
Het beeft. Het heeft geen angst meer voor de dood.De tijd die er was, is gans opgeteld:haar ster bij verte, de lust bij de nood,de schoonheid verpakt, benoemd voor het geld.’t Moment is voorbij. ’t verhaal is verteld.’t Zingt van de leegte, het voegt stem erbij.De dood is een tel, ook dat snelt voorbij.Wat het […]
LAIS CXXVI
Gestaag verstrijken de ultimata
LAIS CXXV
Begrijp het ook in termen van oorlog
LAIS CXXIV
In het rot van het zijn vieren de nijd
LAIS CXXIII
Het heeft haar lief, dit lief, zoals de zon
LAIS CXXII
Het sneed vannacht diep in de gedachten:dit is goed, dat slecht; dat was het, dit zij.Zoiets viel van het wel te verwachtenmaar ’t doet heus wel pijn om het zo te zijndus dichtte het maar vlug de kerf met wijn.De waarheid is dat het nergens wat ziet,dat het niets wil omarmen omdat het niets zietdan […]
LAIS CXXI
Het ziet tragedie evident en klaar
LAIS CXX
Het droomt weer in verzen. Haar stem is zacht
LAIS CXIX
Het was nog halfgod toen. Weinig nadien
LAIS CXVIII
Het heeft plezier, vermomd als ongeluk.
LAIS CXVII
Het is het kwijt maar het blijft toch gezocht.Er kwam een meid, van ’t plezier en voor poen– geld geurt in de boezem – ’t lijf werd verkochtals storm, rijzende, vallend en plots, toen:het vindt een verband, toendra en zoen.Tomeloos. Alsof het ooit teugels had.Adelijk, dodelijk, glad als een pad,met kennis in de overdracht, een […]
CXV
Geef het regen, het wolkt nat in haar hand;
LAIS CXIV
Niets is het nog: vermoeid, vervloekt, gehaat,
LAIS CXIII
Verfoeid is het, men duldt het bij gebrek
LAIS CXII
Vervloekt is het, dolgedraaid in zichzelf,
LAIS CXI
Weerloos is het, in staat van genade
LAIS CX

Vermoeid is het, de ogen parelen
LAIS CIX
Fragiel is het, doorschijnend in de wind
LAIS CVIII
Geprijsd is het ter waarde van het vlees
LAIS CVII
Ontdaan is het van liefde, leed en luister
LAIS CVI
Gehaat is het, verdreven naar de grens:
LAIS CV
LAIS CV – Alleen geschreven wil het nog leven
LAIS CIV
voor L.T. Haar schouders duren naakt een eeuwigheidwant in het glijden van satijn er afwordt licht dermate vreemd aan licht, verleid,en tot bestaan herleid. Een wrede strafwant al het duister valt dan weg als kaf,zodat het niets alleen haar stralen leesten met de eigen aard zichzelf beleesthoe waarheid rot en schoonheid leugen wordt:o hemelse hel, […]
LAIS CIII
Het is een acefaal object van haat,verbannen uit het leven en genoodzich te onthouden van zinloze praat.Het maakt nog omzet jaren na zijn dooden spartelt heel discreet, in stille nood. Het volgt de regels nauwgezet en beefthet einde netjes uit, rilt heel beleefd.De titels zijn al in het lijf gebrand:‘het hoofdloos lijf’, ‘het lijk dat verder […]
LAIS CII
Boomkruinen braken schedels en de merenboeren dat de velden kermen waar dezon ze raakt en de vogels creperenwaar de regen valt en de meerwaardeder kinderen vermindert fel waar debeendertjes in scherven te zeul liggen,de lijkjes op de snijplank als biggen met hun breekogen o wat wij willenis een huilbed om huilend in te liggen,walgend van […]
LAIS CI
Het naakte leven trillend in haar machtwordt eigendom en zij heerst soevereinover lillende de geurige prachtvan het rottend lijf, resten van het zijndat wegkwijnt in een feest van angst en pijn,genietend de weelde der weigering.“Fier is mijn neen”, maakt zij het gering,opdat het zoent de strik van het geheim.Het wordt recursie, mantra die haar zingt,en […]
LAIS XCIX
Kan het haar lezen in tekens op grondde ongeschreven tekst van haar verhaaleen verklaring van ’t heden, afgerondverslag, doel, haar verheldering in taal?Het zeeg wanhopig neer in een portaal.Nu legt het haar afwezig in zich bloothet krabt de noodzaak weg van lijf en dood.Zij was japon, het breidt dat lesje uiten al het niets komt […]
LAIS XCVIII
LAIS XCVIII – Het raakt haar aan in het verlatene
LAIS XCVII

’t Streelt de boorden niets op haar afwezigheid
LAIS XCVI
Van haar luister zal het jou vertellen(het vreemde wil de weelde van jouw haar),van haar nacht waaruit in jou wil wellenhet diepe rood van al het ware daar(het kust jouw hals, het rare wordt gebaar).Het wil jou geven haar astrale glans,het kleedt jou uit, het strelen wordt een dans(en jouw handen krijgen haar bewegen),zij vult […]
LAIS XCV
Nu het zichzelf in haar verloor, is hetniet vatbaar meer voor haar verandering:voortdurend van het zijn bevrijd is hetberustend blij met zijn vernietiging,en in de taal vindt het zijn zekerheid:het is niet het en zij niet zij maar zijgebeuren in ’t heelal, en dus staan zijdaar te blaken van plezier, betekenis.Het zijn gaat zo altijd […]
LAIS XCIV
LAIS is niet van taal die letterlijkdoor uitgelezen ogen wordt vergaard. LAIS is niet een lijk dat lijfelijkverkild in de bestanden wordt bewaard.LAIS is niet wat men tot mooi ontwaard:properheid heeft het schone weggerukt,het echte wordt met code onderdrukt.LAIS wordt nooit door ’t nijdige besmeurd,en in ’t onzalige roept het verrukt:“‘LAIS is niet van hier, LAIS […]
LAIS XCIII
Van de ondoordringbaarheid van het zijn,het artefact dat u als echt aanschouwtterwijl het nergens is, en van de pijn,van het gemis waarrond het muren bouwt,van de brandende hand die het vertrouwt;van het verdwijnen van de stalen aswaar alles is, en blijft, dat nooit er was;van de plek waar niemand het raken kan,waar niemand het ziet […]
LAIS XCII
Echt is de ellendige wervelingdie ruwer steeds zich rond de leegte slaatwaarin het erbarmelijke ligt, dingdat lezing na lezing zingt van zelfhaat,spatel is, de tijd roert door het gelaat,het weerlicht van de ontwaarde schoonheid,de niet bereikte onbereikbaarheid.Haar omwikkelt het met getelde taal,zet rare klanken om tot leesbaarheiden schrijft haar weg, haar uit tot verhaal. invoertekst (2012) […]
LAIS XCI
Lente. Nu haar lach wordt weer een lelie,haar lichaam een rijgen van zijde inzuchten van lucht, haar evangeliemurmelt in beken, het klatert erin. Lijsters bezingen zoet haar blijde zin,tuinfluiters doen bloemkelken tuiten:zij is ’t laaiende feest daarbuiten. Maar diep blijft steken de pijn in ’t hart,klam beklemt angst wat het niet kan uiten,drieste waan waart triest door […]
Hoorhoe de buren hard en luid schuren! Weerbarstig hout ontmoet mijn ergernis! invoer: 独愁 – Lonely Worries – http://tangshi.tuxfamily.org/mengjiao/mj070.html qíng : gevoel, emotie, passie, situatie
LAIS XC
Het bloeit nu op in tuinen overal,het schuilt in ’t krieken van de dageraadhet heeft in zich het kiemen van heelal,maar ieder doet het af als flauwe praatalsof het niet hét is, waar ’t hen om gaat.Het heeft de ganse taal voor haar herdacht,’t gaf die haar stralen, haar luister en pracht.Er is geen plek […]
LAIS LXXXIX
Onhoudbaar gaat, door huid en handen heen.het winterharde. Het had van tranendelen leed bevroren waar zij in scheen,haar kristallijne glans, vrij van wanen.Lente, gescherpt door ’t afgedane,snijdt, verwoest nu ziedend de aarde,want diep steekt het ijs dat het bewaarde,wordt flits door het stof van kathedralen,is reine wens van het rechtgeaarde,waanzin, ’t schichtig zwart in zonnestralen. […]
LAIS LXXXVIII
LAIS vervaagt in het geheugen, vaalwordt haar teken te midden de tekens,duister gefluister in al dode taal,bewegingsspoor, restwarmte in dekens,fragmentaire herhaling die bakensverzet in een lusteloos kaal bestaan.’t Wil hier vandaag maar liever ver vandaan,het hoeft geen zonlicht meer: geef het duister,geef het een donker waar het in kan gaan.Lees in ruis de dichterlijke luister. […]
LAIS LXXXVII
In de tuin van het verlangen had g*dde tijd eens afgezet: het werd heel stil,de hemel ruiste roos, de zeeën totbezinning kwamen, weg van dwaze wil.Hebben de dieren niet meer van de zielof de planten die van planten dromen?De steen die in steen tot steen kan komen?Woorden werden ons eventjes ontnomen,zalig wij wuifden als hoge […]
LAIS LXXXVI
Mistroostig de kale takken reikenvan zompe grond naar een donkere lucht:geen ene plaats valt nog te bereikenwant ook de tijd lijkt hier al weggevlucht.Maar aan het zwart ontsnapt nog dit gerucht:zij, trilling zonder lucht, maakt het haarlos en werveling ontstaat, godsgebaar.Het wou dit niet, het weigert, wil niet hierwat daar was toen. Te laat, het ziet al […]
LAIS LXXXV
In ’t spiegelbeeld ziet het zijn ondergang:verlangen als beweging naar de dood.De stilte sneeuwt een wonderlijke zang,bedekt het gebrek en verlicht de nood.Mist beparelt leegte, hoop zinkt als looden handen kneden rust in de handen.De aarde houdt zich schuil onder landen,de zeeën ruisen als een vallend kleed.Gehavend spoelt het aan op de stranden,’t licht zinkt […]
LAIS LXXXIV
Hier zie je nu, lezer, ’t genoemde zelf:een soort platvis, het vint op het droge. Sterft het van dorst? Dorst het naar zichzelf?Zoals wij kreunden, zo ligt het verbogen.Zoals het liegt, hebben wij gelogen:nietsontziend, helemaal wij, u en ik,elkaar ontkennend tot de laatste snik.Ontzetting brengt het deze sparteldooden smeekt het om gena: u geeft geen […]
LAIS LXXXIII
Ijswind op de lippen, kusmonden aaiende stilte, wildgroei van ontstentenisin een decor van licht dat wil laaien. Ogen verdwalen in de gelijkenis,armen benen zwart uit hun duisternis. Nimfenbloed ruist diep in de geluiden“aan de dood zal ’t zich in leven stuiten”. In spanning elk bewegen wordt een streep,klanken komen los van ’t lijf als huiden,rauwe lust krijgt het […]
LAIS LXXXII
Het inzicht flitst, de schichten verblindenen met haat zijn de boorden afgezeten met verachting wil men verbindende kennis met het strakke van de wet,ruimte met de tijd die stil is gezet,vaste dingen die in ’t duister zweven,échte wezens die het niets beleven. Alles is daar af en om het even,want het leven is er zo gegevendat […]