origineel bestand: http://web.archive.org/web/20110724123315/http://www.vilt.net/nkdee/cMother.jsp
dv 2005 – aquarel op papier – 18x24cm -250€
De Kathedraal-Moeder in een Lezing aan 2 Vogels in de Nacht van de Conceptie Zelve (in de Regen)
Maar kijk hoe dun wij zijn
maar kijk hoe dun wij
maar kijk hoe dun
maar kijk hoe
maar kijk
maar
zie
je
nu is nu
achter de trapjesspiegel
achter de schopspiegel
achter het barstscherm
achter de bevlekte verbeelding
achter het telraam
achter het gaas
op je oog
nu is
de oude
bal
jij – schitterinnig – ik
ik rol de bal de ene
hand uit
verstoot in
de andere hand
de
bloedbal,
murw van verwijdering,
slaaf van ontzetting,
droplul in de grijphand van graagte,
rekgebaar der schertsmimesis
op de pornoslabberbuis,
snikbal
tikbal
die tikt & rolt & tikt op het glanzende marmer:
tik
bij de witte schicht
tik
bij de crash van inzittenden
tik
bij de opvliegende
vogelzwerm
tik
bij de plotse luchtstromen in pluisbloemen
tik
bij de rusteloze
straathond
tik
bij het mekkerende
gepeupel
tik
bij de in zwartgoed verzinkende
blote lijfjestrommelaars
tiktiktik
bij de drijvende lijken
tik
bij de met koopzakken beladenen
tik
bij de machete’s in de handen van warlords
tik
bij de stoepvegende strooptante
tik
bij het lijmsnuivende vitrineafval
tik
naar Kessel-lo
snik
naar Boston
snok
naar Calcutta
snak
naar Melbourne
tik
in je hoofd
knots
op je kop
nu is nu is de snokbal
die pijnigt
die versplintert
die vergruist
die vermorzelt
die verkettert
o
maalsteen om spreekhals
ruk mij dit strottehoofd
scheur mij de spieren
span & knip mij de aderen
ontwortel de trilharen
o Lethe & slik mijn
onthoofde lijf
om niet
& waai mij o Zephir
& knisper mij
grijs
de oprukkende woestijnen in
of laat mij als rook het gat uit verdwijnen
van de vurige verwachting
de bal te ontvangen
maar
niets is zo duidelijk,
discreet & afwezig:
er is geen eindpunt
in het versnellende tikken in
de pulse naar stilstand in
de vlucht naar het onhoorbare in
het sonore niets van mijn zwijgende stem in
het strelen van mijn stervende huid in
het versnijden van het zout
dat je likt van mijn armen in
het uitrekken van mijn laagste gedachte in
het afsplitsen van mijn blik in je verduisterde ogen steeds verder & vager & verder & mooier &
jij nu
jij zieltogend dwaallichtje, flappervlammetje op
flappertje uit, frutselt aan lijfjes als een
gevallen engel, breekt als een knack-
worstje, jij doet maar,
strook mij op, snij maar & strijk mij
in zonnestreken, been mij uit &
likkebaar fijnstampend mijn korrels in koper
jij mondjesmaatje,
lustbeslijmde praatgril,
meng mij je keelvocht in & giet
mij, giet
mijn prikbare armen
mijn barstende huid
mijn steekvleugels
mijn draagbalk
mijn slierten
mijn oog
mijn weigerende oog
mijn zwartzang
mijn speroog
mijn zinkput
met in
de slijtende dwarslijn
het mes
tot een lichtstraal geslepen,
dat ik pardoes in je plof
in de bijna perfecte
bijna volbrachte
bijna volkomen
meest hoogstaande
transfigurerende
dichtst mij naderende
klamme
klem,
de
kromming
van je rug & van wiens liefde
spreek je
onvermijdelijk als-
of (nu is
geen regen)
echt niet? jij is jij is mij:
je wist het weet het & ziet al
&
hoort hoe galmend al
haar uitvliedende ruimte in
je snijnetten lucht
tot steen versnijden,
je bouwklauwen grijparmen
de muurkringen stapelen & passen de
sluitstenen, richten de steile,
gespekte steunberen, je trekt
al met loodlijnen verhalen het glas in
jij
kruimeldief jij roospulp jij woordlijk
op dit avondmaal
jij
archi-snotjoch-geraamte
[blaaspijpcongregaat
balgborst
sleurpoort
wierookzweem
preekschoot]
&
ik haar drassige grasland ik
ik haar vangdal ik
ik haar zwemvallei ik
&
zo
duik ik dadelijk nog
in zwijm
Sunset Boulevard op,
platbuikig
de wolkenspiegelende
poel
in
2 vogels tegemoet
nu is nu is nu
[in cirkels vallen tot
de aanzet ebt]
nu
is
nu
is
nu
(ja jij daar)