Uw mond, uw kijken zo oneindig rond,
Het raken van uw arm aan de mijne,
Het frêle waaruit u toch zo klaar ontstond,
Uw ochtend glorieus, uw adem lijnen,
Waartussen ik geheel wou verdwijnen.
Gij, die niets van u, ik die niets van mij
Weerhield, uw ogen fel, uw zucht in mij :
Dat leven leende ik , & ik betaal –
Met al dit moois als interest erbij –
Sinds toen uw gunsten af met dode taal.
19/12/2010 rev. 2011
(Alle LYLIA-teksten tot dusver zijn aan (een eerste) revisie toe, ook al omdat ik besloten heb om alles conform het rijmschema van de Délie van Scève te maken. De revisies verschijnen hier voortaan genummerd met een verwijzing naar het oorspronkelijke schrijfsel. De systematische revisie daalt af in de tijd: wat niet gereviseerd wordt, was allicht wel aardig ook, als ruis)