(as eaten by her snakes)
“Goed” , sprak hij, “want gij zijt groeiende in mij
& in de vergruizelde gebouwen rondom ons
steekt gij de kop op als in golvend stof een orkaan.
Uw Bode gonst:
gij bereidt een einde aan dit oeverloos bestaan
ik zucht & zie het licht al om ons heen vergaan
de riolen gorgelen traag de letters van uw naam
de maan verscherpt
de eenvoud in uw zacht gelaat: u straalt beaat
wijl onder ons het beeld van mensen in de straat
geheel uit barstend glas & luid geschreeuw bestaat
uw ademgloed
die mij behaaglijk vol omarmt, slaat weldra om in barre kou
Ik slik uw slijm & knoop mij op in u, gij zijt mijn levend touw.
Ik ken geen walg of vrees noch tederheid ik heb nu immers U,
een god als vrouw.
het is doorheen de horror ook dat ik u ken: gij zijt mijn dood
omdat ik enkel in u ben. De uren dat ik nader, nader bij u kwam
verliepen trager, trager & mijn leden werden lid & lam. Ik zit
nu diep in u
& vloei volledig in de weelde van uw kille leegte uit
mijn lust verhardt tot in mijn oog de volle gruwel glanst:
uw woord is steen, de stille vorm van nooit geuit geluid”.
Sizzle knikt & fluit:
“Gij zuigt niet slecht de verzen uit uw duim. Helaas
zijt gij daarvan nu enkel nog het glinsterende kopje,
slap & zwalpend als een roerloos schip, de grijzige
kern van mijn fluim.”
—————————————
Het zomert in de Kesselse bergen. Met een volle tongzoen laten we de zuivere lyriek effen voor wat ie is: langoureus, intens & tegen het einde aan broeierig van diverse koortsen, dus ook wel een beetje vermoeiend.
Na Anke Veld, een gevaarlijk actuele vorm van proza, duikt nu ook het hedendaagse epos (in stanza’s van drie tot vier langdradige verzen met een vierlettergrepige stekker) van “Tante Sizzle en het Verzetshoofd” – geschikt voor November 2006 en hoger – hier en elders sporadisch weer op.
In dit fragment, waarvoor onze oprechte excuses, verwerkt zij vlug op onnavolgbaar modieuze wijze niet het oeuvre maar het eigenlijke corpus dividivius van H.P. Lovecraft. Het Corpus Dividivius is een artificieel in het leven geroepen codeklomp, verwant aan de befaamde Kesselse Slengerklumpf.
De harde kern van deze codeklomp wordt gevormd door het creatieve genie van Lovecraft zelf dat tot grote ontstentenis van het programma in kwestie de man zelf, door een bende losgeslagen filosofen in het Oxford van begin deze eeuw uit de doden is opgeroepen ( een vreemd ritueel involving lots of brandy and a limited set of emanations of the Unspeakable It, wondering about in the woods of the Knights who say Ni.
With strange aeons even death may die!