Vandaag kwam ik, in wat ik mijn Lylia-Forschung ben beginnen noemen, bij de 15de eeuwse, erg door de negatieve theologie beïnvloedde, voorname, paapse publicist Nicolas de Cusa een leuke passage tegen, typerend voor de micro-macrocosmos denktrant van de Renaissance, die ook in Kathedraalse optiek uiterst interessant is. Ik citeer de passage (DI II C. 10) effen in de vertaling van Jasper Hopkins:
” When I say “God exists,” this sentence proceeds by means of a certain motion but in such an order that I first articulate the letters, then the syllables, then the words, and then, last of all, the sentence—although the sense of hearing does not discern this order by stages. In like manner, motion descends by stages from the universal [universum] unto the particular, where it is contracted by the temporal or natural order.”
Als u even het gebruikelijke post-post-post-jaren ’60 religieuzendedains kan afleggen (het staat erg cool deze week ik weet het, maar beeldt u zich effen in dat we een week verder zijn) en zich concentreren op de gedachtenbewegingen die dit tekstfragment ooit teweegbrachten, gedachtenbewegingen waarvan we met ons onderzoek een zekere typologie ofte Bewegingsleer nastreven, dan zal u onmiddellijk de haast lyrische apperceptie kunnen appreciëren waarmee Nicolas hier in de futiele microcosmos van de humane taal de beweging van de Stem, de geledingen van de Uitspraak en de vloeiende receptie van het Aanhoren duidt als een onmiskenbare recursie van een identieke beweging in de macrocosmos waar de Heer als Geest in Beweging neerdaalt in de particuliere dingen. Laat mij u het ganse 10de hoofdstuk van deel II van De Docta Ignorantia warm aanbevelen als toiletlectuur voor morgenochtend, het is werkelijk schitterend hoe het fijne denken van de man u de nijpende stress uit lichaam en geest kan verjagen, u zal na lezing ervan als een gevleugeld elfje de bossen rond de Welriekende Dreef doorfladderen, maar droogt u zich wel goed af eerst want de felle vorst zou anders op uw vleugeltjes een verlammende inwerking kunnen hebben.
Nicolas de Cusa’s theologisch-mystieke oeuvre is voor ons, KathedraalBouwers, dan ook een ware schatkamer, omdat zijn werk krioelt van dergelijke comparatieve bewegingsduidingen. Zoiets dat komt natuurlijk omdat onze epistemologische voortgang (let wel: voortgang, niet: vooruitgang) op haar spiraalvormig pad doorheen moedertje Nyx op een punt is aanbeland, waar we middels een diachronische, snijdende blik doorheen dat multi-dimensionale, chaotische Veld van Afwezigheid dat u normaliter het Verleden noemt, bij dit soort mensen een vergelijkbaar en dus uiterst bruikbaar Kathedraals Kluwen kunnen aantreffen.
Niks nieuws onder de zon, da’s ook helemaal niet nodig, want in de Bewegingsleer is het juist het vergelijkbare dat nuttig is, het ‘nieuwe’ is per definitie onbegrijpelijk, onleesbaar en op elk denkbare wijze onvoorspelbaar. Enkel in het Veld van Lachesis, Schikgodin van het Verleden (een niet onfris ding uit Tienen, eigenlijk) kunnen we immers het Buiten als Verbonden Binnen leren kennen en tot een Clothopaedeia komen, een ‘onkennis‘ van de aporie van het het Draaiende Heden waaruit als een Verbannen Buiten het Binnen zich terzelfderkeer in de Dodelijke Velden van Atropos ontspint, het Toekomende, Waaruit Niemand Ooit Levend Wederkeerde.
U kan meer Cusanus lezen op zijn blog in Trier.