Hier, waar ik de rijkdom van mijn dood bezit,
Het kronkelen van het nare nergens naar
Uw krimpende weigering, de ranke pit,
Het inhaleren van de tijd, bezwaar
Dat u maakt tegen het daar van mijn lijf,
Terwijl mijn enten levend in u zweven,
& Al het licht naar dit zonlicht is gericht?
Vindt u het erg dat ik nog even blijf?
Er is in mij een rest van u gebleven, nu,
De tijd die ruimte zoekt, uw adem: u.
Categorieën