[Hellevaart]
“All measure, and all language I should passe
Should I tell what a miracle shee was”
John Donne, The Relique
“I’ve learned all my lessons
right down to the letter.”
Lhasa de Sela – My Name
“Be afraid. Be very much afraid”
goede raad op een website, ergens.
1.
Een speld van git & parels kornalijn
Granaat & amber, diepte is er, donker daar
In haar hals, waar een lok de geuren gaart
& Krult & in de lucht als lijn uitspaart,
Zodat de goden mij ’t moment benijden
Dat ik hier ben, leef & nu nog ademhaal,
Terwijl zij alles aflegt van die praal
& Uit haar zijde stapt & klaar verschijnt:
Een zon die in mijn armen branden gaat,
& Steen & stof zo stralend achterlaat.
2.
Er is een wijken in haar lichaam nu,
Er is een gloed, de tover in haar handen.
Ik stroom in haar, rivier in droge landen.
zij keert mij om, ik dwarrel neer als sneeuw.
Ik hang aan haar, genageld op een kruis.
Ik vlieg als een arend hoog boven het huis.
Zij haakt mijn tong aan tanden van verlangen.
Ik bijt in haar, haar kirren duurt een eeuw.
Er is geen taal waarin ik haar kan vangen:
Haar nu slaat toe in honderden gezangen.
3.
In het hiernamaals brengt elke nieuwe dag
Verergering. Een engel bergt haar stralen
Dieper weg & het bewijs van mijn falen
is g*ds gave. De gruwel schiet door zijn lach
& zijn lach galmt in de bergen van het leed .
Onder doeken nat verdriet & zonder hoop
schuil ik vergeefs voor de aanstormende dood.
Ik prevel er de lijst van mijn gebreken:
het schuldig zijn aan niets dan schuldig zijn
met diep in mijn schuld het diepere falen.
4.
Een vrouw verschijnt met in haar ogen pijn
van hoe de ogen in de ogen kunnen branden.
Ik kijk haar aan, het heeft niet veel om handen:
ze weet dat liefde komt & nooit verdwijnt,
& dat tijdelijk die lus verstrikt tot nijd.
Zij schuift mij steden toe, ik brand ze op
om in de geur van smeulend haar de rijken
die er waren met haar doden te vergelijken.
Ik span het net waarin ik als een visje hing,
zij kust mijn wang & springt er middenin.
5.
Wat voor een hart zou een blinde toch kiezen?
Ik zie de wereld links van mij, & rechts
& dan wil ik mij wel diep in haar verliezen
maar die welgekomen pauze is slechts
illusie van het zijn, de schijn van hier
maar hier is waar de poort staat op een kier
& nu al walmt de Styx mijn woorden door
met geur van rot & van de dingen smoor
& slijm & slijk drijft er voorbij terwijl
ik u ziende droevig daarom in u wil.
6.
Wat voor een hart zou een blinde toch kiezen?
Wat voor een hart zou een blinde kiezen?
Wat kan je beter voor de liefde dragen
in het donker dan een houten handschoen
vastgebonden op je rug? Klak, klak, klak.
Wat kan je nog beter voor de liefde dragen
in het donker dan een houten handschoen
vastgebonden op je rug? Klak, klak, klak.
Wat voor een hart zou een blinde kiezen?
Wat voor een hart zou een blinde toch kiezen?
7.
Hoeveel kan een maan hebben van zo’n zon?
Ik zie haar ruggen branden, zelfverklaarde
slaven hard de tropen inslaan. Zij staart er
naar haar daden of het stralen waren
die ooit toch ’s een bodem moeten raken.
Ik beaam in haar een wasem op de ramen
waar mijn naam voluit is uitgespaard.
Zij houdt mijn hand vast, nijpt er in, ik bied
mij in haar aan, zo teder als haar lied.
Zij maakt mij groot, zij wil mijn lijden niet.
8.
Het hoofd van de handen, de handen van
Het hart, het hart te zinderen ligt als naam,
een maan, een zegel op het niets dat niets is
zich verzwijgende herhaalt & wij, tesaam,
die heel apart de tijd in jij & mij verdelen,
de plaats van het hoofd in de handen, de
handen ver van het hart, het hart naast de
handen, netjes, met in het gaas traangeparel,
drijfzweet, angsthazen, gebazel & het leed
Om het hart, de handen, het hoofd & dat haar.
9.
Er is dat wijken in het lichaam nu,
een drijven uit elkander van de delen:
armen die ontvallen aan hun handen
vingers die vervagen, hoofden verzanden.
Je hoort er schreeuwen & een doffe plok
zet plots het schreeuwen om & af rondom.
Herinneringen zie je vóór ’t gebeuren,
& ’t gebeuren is al lang vergetelheid.
Er is dat weke in het vaste nu
& alles neigt naar g*ds oneindigheid.