XXII
Het is nu: ik hoor je de trap opstormen
& ik ga mee de trap op met je stormen
& ik zie hoe je lip trilt als ik je kus,
& ik leg mijn vinger waar het heelal trilt
waar het nu is, ook, dat nu van koude gilt,
waar oorschelpen te bloemkelken staan,
waar dijen & benen verstrengelen,
waar monden in stelsels van zonnen vergaan,
waar in de lijven duik’len de engelen
(het is de plaats die weggaat in een lus).
XXIII
Het is hier, de draad die zich afwindt, op,
het spoel dat in de lijnen ronding maakt,
de draad die in het winden spannen gaat,
de driestheid van dit ikverlies dat blaakt
van zelfvertrouwen & de angsten laakt
van burgers in de burgertententop.
Ik ken jou niet, mijn lijf volgt jou & ik
zit ergens middenin het jou beminnen
mij te verzekeren dat ik jou lik
(het is de tijd die op verdwijnen staat).
Over LYLIA:
Hm. ik besef plots dat het wel heel verwarrend/onleesbaar/raar moet zijn om zo’n werk als dit te volgen/ lezen terwijl het voortdurend verandert, enfin dat hoop ik toch. Dat was/ is met mijn andere werk ook wel zo, maar dit is bijzonder omdat het een doorgedreven compositie is, de uitdraai van een complex programma met diverse feedbacklussen en zij-routines.
Mij, voor zover dat interessant is, overkomt het als een stochastische opvulling van een wetmatig gekleurde ruimte, ik hou de tuinslang vast waarmede de gazonperkjes bewaterd dienen te worden. De anachronistische clusters zijn tuinkabouters die smeken om vermorzeld te worden, het uitstel stijgt hen naar de muts. De links van en naar Scève zijn elkaar aftastende rhizomen die ik af en toe ook wel ’s moet losrukken omdat het anders een wildgroei wordt.
Het is, ook, een Filonovmozaiek: Pavel Filonov, de vriend-schilder van Velimir die aan een schilderij begon te priegelen, tot het priegelen als priegelen herkenbaar en beheersbaar werd en wel moest tot mooie dingen leiden. Of: verderbreien omdat je weet dat de steek wel goed zit, zelfs al zit je dagenlang te ‘brodderen’ (gew. voor knoeien). In die zin is het een schrijfexperiment dat, hoewel het vormelijk heel erg traditioneel oogt, radicaler is dan menig post-post-pomo schrijfsel. Die boemeltrein borduurt uiteindelijk verder op dezelfde finaliteitsgedachte als het afgezworen, nostalgisch gerecupereerde modernisme: het beoogde boek, de gedane arbeid, het afgeleverde product, de verkochte muze.
Het is een groeiproces en de groeiwijze is in deze belangrijker dan de gebeurlijke vruchten of het rottend gebladerte omdat er wat gemanipuleerd DNA in de zaadjes gekieperd is.
Geen kat die dat snapt natuurlijk. Katten, die willen enkel kattenbrokken.