Het is zeven maart & de maan staat vol. Er gebeurt iets, ik moet het vertellen. Het verraad is in de zin gebakken, genot met de o van o zo mooi. Je hebt mij helemaal, zeg ik, ik geef het op. Abdicatie. De straatstenen kotsen een eendere slijm, het rijmt, het is lente. We rijden samen naar huis. Ik geloof. Dit kan. Niet.
Tweeverdienerslogica is een schoon woord. Het glinstert met de onaantastbaarheid van het Ware. Zoals je nu bent, ben je nooit meer. Seize the day, Saul Bellow, dacht ik maar je moet niet dachten je moet denken. Haar benen spreiden zich als een schaar. Mijn leven is een gebaar (kop eraf). Ik ben goedgelovig, intact. Het wekt verbazing hoe ik zo ver geraakt ben. Geraakt. Touchée. Blindelings.
Ze zegt niet nee, ze doet het alleen maar. Dit is wat er gebeurt met sukkels zoals gij. Van geen kwaad bewust. Heiligheid is de status van het zijn. Aluminium. Elementair. Menteuse. Klemstaal.
Ze komt klaar met de woorden ja jo ik heb u zo gemist, terwijl ik helemaal niet johan heet, laat staan jo.
Ge zijt ne goeie mens, zegt ze. Jaloezie, zelfs daar. Ergens halverwege zeg ik ja ga jij nu maar op mij liggen, maak misbruik, kom met de o van. Vier weken na haar geloofsbelijdenis neukt ze met een zwitserse siciliaan, the cute type, met domicilie in Zwitserland. Het was onweerstaanbaar zegt ze & ik slik mijn trouw in (ze had zwart satijnen bortsomklemmertjes aan).
Het slijk waar we onze handen in draaien, keren. Mijn vader stierf zonder haar gezien te hebben, hij wist het wel. Voortgang. Ge krijgt alleen wat ge echt wil. Wie wou wie? Het weten verzacht niet. Blamage, een stripverhaal.
Broekjes uit.