22B91
ik wil de vorst wel zien, de pegels van je waterval
als tanden in je opgewekte koude bijten. ik wil
de klanken van je zogenaamde liefde zien
verstarren tot de letters l & i & e & f & d & e.
& hoe je licht & vuur ontkent tot je bloed
je lippen siert met het vercijferde verlangen.
ik wil het ruisen ook nog horen, hoe je
beenderen vergruisen & je laatste grijze
haar door de ontmenselijkte ruimte suist.
ik wil je mij wel zien ontkennen, dat ik niets
daarvan je warme oor influisterde, niet je
lijf met mijn genot aan zonlicht niette. de styx
is geen rivier, er zijn geen bootjes daar. dit marmer
heeft mijn aders & zal het ijlen van je tijd doorstaan.