de vliegenmoeder heeft de namen
van de maan vannacht verslonden.
de lijnen van de letters zakken uit
het rotten van haar huid. verderf,
ellips van handen, mergeltanden, geur
van brandend haar. het roet bedekt
het gras in parken, een laagje asse
mengt zich met de sneeuw op banken.
de fijnbesnaarde kopers willen goden
kopen, wervelwinden gooien hen
de hemel & het laaien in. in vuur verpakt,
met zwarte ogen de oude dronkaards
vallen in een veld van slangen. neerwaarts
glijd ik op een glazen plaat, strepen
bloed van uitgerukte vingernagels volgen
daar beneden hoe het met mijn kinderen
in een bewind van onverschilligheid vergaat.
ik gaf u rillend met mijn mond & tong
verlossing van uw ingebeelde kwaad.
gij dekt mijn spreken af met zuur & pek,
de onwil van uw moederlijke haat.