De Persoonlijke Automaat (vervolg)
lees eerst het eerste stuk van deze tekst
Een fluisterwind beroert al deze verloren larven die de nacht in zijn glinsterbeelden zamelt. We voelen er een verbrijzeling van sluizen, een soort vreselijke vulkaanschok waaraan het daglicht is ontkoppeld. En uit deze schok, en uit deze verscheuring van twee principes, ontstaan alle krachtige beelden, in een stuwkracht die heviger is dan een vloedgolf.
Zit er zoveel in dit schilderij?
Dit heeft de kracht van een vaste droom, zo hard als de schelp van een insect en vol met poten die alle richtingen van de hemel uit draaien.
En als in reliëf op de stuiptrekking van het ondiepe, op die alliantie van het energetische licht met alle metalen van de nacht, als het ikoon zelve van de erotiek der duisternis, staat daar het volumineuze en obscene silhouet van de Persoonlijke Automaat.
Een hele hoop en een grote scheet.
Hij is opgehangen aan draden waarvan alleen de contacten klaar zijn, en het is de pulsatie van de atmosfeer die de rest van het lichaam bezielt. Hij oogst de nacht om hem heen als een weide, als een plantage van zwarte twijgen.
Hier is de tegenstelling het geheim, die is als de voortgang van een scalpel.
Die is opgehangen aan de draad van het scheermes, in het domein tegengesteld aan de zielen.
Maar laat ons het blad omdraaien.
Een verdieping hoger is er het hoofd. Met een groene explosie van mijngas, als een kolossale lucifer, die de lucht sabelt en scheurt op de plaats waar het hoofd niet is.
Ik vind mijzelf weer precies zoals ik mij zie in de spiegels van de wereld, als gelijkend op een huis of een tafel, omdat de gelijkenis altijd elders is.
Als we achter de muur konden komen, wat een verscheuring zouden we zien, wat een rotzooi van aderen. Een stapel lege kadavers.
En het geheel, verheven als een garnalenschotel.
Ziehier tot welk een lijnvoering al die geest ons heeft gebracht.
De foute bel gaat over, overigens, want met welk oog bekijk ik niet het geslacht, waarvan de appetijt mij niet ontvallen is.
Na zoveel afleidingen en mislukkingen, na al die uitgestalde lijken, na de waarschuwingen van de zwarte klavers, na de peilingen van de heksen, na die kreet uit de mond in de bodemloze val, na het mij bezeren aan de muren, na de wervelwind van sterren, het geklooi van wortels en haren, walg ik er nog niet genoeg van dat heel de ervaring mij afstoot.
De muur doorspekt van ervaring doet niets af aan mijn essentiële voorliefde.
Tegen de schreeuw van revoluties en stormen, bij deze verplettering van mijn brein, in deze afgrond van verlangens en vragen, ondanks al die problemen, die angsten, hou ik in de meest kostbare uithoek van mijn hoofd deze obsessie met het geslacht levend die mij versteent en mij het bloed eruit sleurt.
Mijn bloed mag van ijzer en glibberig zijn, vol van moerassen, ik mag met plagen geslagen worden
Moge mijn bloed ijzer en glibberig zijn, mijn bloed vol moerassen, moge ik geslagen worden met plagen, met ontberingen, gecontamineerd, bestormd door desintegratie en verschrikkingen, zolang het zachte armatuur van het ijzeren geslacht maar blijft bestaan. Ik bouw het op uit ijzer, ik vul het met honing, en het is altijd hetzelfde geslacht pal op de dorre heuveltop. Het is het geslacht waar de stortregens samenkomen, waar de dorst in wegzinkt.
Vol van woede, en zonder sereniteit of vergeving, worden mijn stortvloeden groter en groter en zij verzinken, en ik voeg er bedreigingen aan toe, en de verduringen van de sterren en het firmament.
Antonin Artaud – uit L’ Art et la Mort (1929) [ARTAUD 1956, p.145 -150]
vert.NKdeE 2020 – CC Public Domain
- Artaud-vertalingen op deze website
- alle beschikbare NKdeE Artaud-vertalingen in een Word-document: Artaud2023.docx
commentaar en suggesties bij deze vertalingen graag naar dirkvekemans@yahoo.com
originele tekst
(https://ebooks-bnr.com/artaud-antonin-le-pese-nerfs-fragments-dun-journal-denfer-lart-et-la-mort/):
Un vent murmurant agite toutes ces larves perdues et que la nuit ramasse en de miroitantes images. On y sent un broiement d’écluses, une sorte d’horrible choc volcanique où s’est dissociée la lumière du jour. Et de ce heurt, et de ce déchirement de deux principes naissent toutes les images en puissance, dans une poussée plus vive qu’une lame de fond.
Y a-t-il tant de choses dans cette toile ?
Il y a la force d’un rêve fixé, aussi dur qu’une carapace d’insecte et plein de pattes dardées dans tous les sens du ciel.
Et en relief sur cette convulsion des bas-fonds, sur cette alliance de la lumière énergique avec tous les métaux de la nuit, comme l’image même de cet érotisme des ténèbres, se dresse la volumineuse et obscène silhouette de l’Automate Personnel.
Un grand tas et un grand pet.
Il est suspendu à des fils dont seules les attaches sont prêtes, et c’est la pulsation de l’atmosphère qui anime le reste du corps. Il ramasse autour de lui la nuit comme un herbage, comme une plantation de rameaux noirs.
Ici l’opposition est secrète, elle est comme la suite d’un scalpel. Elle est suspendue au fil du rasoir, dans le domaine inverse des âmes.
Mais tournons la page.
Un étage plus haut est la tête. Et une verte explosion de grisou, comme d’une allumette colossale, sabre et déchire l’air à cette place où la tête n’est pas.
Je m’y retrouve tel exactement que je me vois dans les miroirs du monde, et d’une ressemblance de maison ou de table, puisque toute la ressemblance est ailleurs.
Si l’on pouvait passer derrière le mur, quel déchirement on verrait, quel massacre de veines. Un amoncellement de cadavres vidés.
Et le tout, haut comme un plat de crevettes.
Voilà à quel linéament a pu aboutir tant d’esprit.
Mauvais son de cloche d’ailleurs, car de quel œil enfin je considère le sexe, dont mon appétit n’est pas mort.
Après tant de déductions et d’échecs, après tous ces cadavres dépiautés, après les avertissements des trèfles noirs, après les étendards des sorcières, après ce cri d’une bouche dans la chute sans fond, après m’être heurté à des murailles, après ce tourbillon d’astres, cet emmêlement de racines et de cheveux, je ne suis pas assez dégoûté que toute cette expérience me sèvre.
La muraille à pic de l’expérience ne me détourne pas de mon essentielle délectation.
Au fond du cri des révolutions et des orages, au fond de ce broiement de ma cervelle, dans cet abîme de désirs et de questions, malgré tant de problèmes, tant de peurs, je conserve dans le coin le plus précieux de ma tête cette préoccupation du sexe qui me pétrifie et m’arrache le sang.
Que j’aie le sang en fer et glissant, le sang plein de marécages, que je sois giflé de pestes, de renoncements, contaminé, assailli de désagrégations et d’horreurs, pourvu que persiste la douce armature d’un sexe de fer. Je le bâtis en fer, je l’emplis de miel, et c’est toujours le même sexe au milieu de l’âcre vallonnement. C’est le sexe où convergent les torrents, où s’enfoncent les soifs.
Pleins de rages, et sans sérénité ni pardon, mes torrents se font de plus en plus volumineux et s’enfoncent, et j’ajoute en plus des menaces, et des duretés d’astres et de firmaments.
over het journal intime
-programma
pseudo-code van het programma:
gegeven:geste:
het pad van de primaire, spontane bewegingschrijfleeslus
: herhaling van de geste
die zich gaandeweg stabiliseert binnen de corridor van de gestecorridor
: het tijdruimtelijke vlak waarbinnen de geste zich herhalen kan zoals geprojecteerd op een 2D schrijfvlakjij, je
: een participant aan het journal intime
programma
het journal intime
is een dagelijks algoritmisch uitgevoerde handeling (functie
);
je wordt wakker
en je doet onmiddellijk dit (géén andere bewuste handeling ervoor): je beeldt jezelf een geste in eventueel gelinkt aan een woord of een frase
je neemt de blocnote en initieert de schrijfleeslus
je vocaliseert daarbij het woord of de frase
als je merkt dat de herhaling zich gestabiliseerd heeft tot een geste
neem je jouw vocalisatie voor minstens vier iteraties op
teken je de geste
je leest in een boek in een vreemde taal (eender welke, niet je moedertaal) tot je een fragment tegenkomt waarvan je denkt dat het kan dienen als 'titel' of 'benoeming' van de geschreeftekende schrijfleeslus
uitvoer van het programma:
– een potloodtekening met een titel in een vreemde taal
– een geluidsopname van vier herhalingen van 1 uitgesproken woord of frase in het Nederlands (met NL tongval)
– (optioneel) een commentaar in proza
de journal intime
routine
is een vrij exemplarisch, grafologisch NKdeE-onderzoeksprogramma.
de uitvoer ervan wordt hier gepubliceerd in het Publieke Domein
rev. dv@CGM