mijn groen is mos of rot.
de takken van uw woord ontbotten
heden niet in mij en het zwellen rondom
van de lente is een hel. ik hul vergeefs
mijn adem in een zweem van zwijgen, ik berg mijn
smelten in ontdooien, maar tot stilstand kom ik niet.
jij doet mij gestaag verder doende in jouw ontdoen
een mortelende pijn. ik drink jouw knokige
vingers. het zand in jouw graaien
door mij maalt mij tot moes.
staal klinkt hard op staal. strijk ’s met zo’n kraan op vogels: zij
zwermen weg omdat het vogels zijn en kinderen.
zweven. ik leef mijn dagen zwevend
in een nergens uit. ik sla gensters
uit het niets.