sprank kransch schraap knik baal tok fffruut
wilg pront vraat silk zoal nav tiersch
moor vuurg mal
chlaast moerdikzula zula
zula töm
izeganz:
hoog bij het blauwe verglijden, het diepe in
waaruit zonwit de rotsen grijst & in schittering
het water de berg afklateren doet
die wij pogen te zijn: verheven fixeringen,
een waas van stevigheid als een eertijdse vleugel
op het woelende dansen geprikt,
dat ons ogenblikkelijk de spelden breekt, zon
in paarse wonden wrijft, ons het ogen ontneemt
naar hoe wij in de woordenstroom versmelten.
vera:
bussen rijden aan & af het grijze plein maar straks
is het donker & dan zie ik je zie ik je komen je jas
half open van haast, je lichaamonomwonden van toekomst
in het rauwe heden openslaand
& verblijd zingt je ziel:hoe de bussen niet rijden
hoe het plein niet vergrijst
hoe wij altijd de vlucht zijn
in het alsmaar diepere donkervan licht naar het licht
van de ander