365 – een gevaar is tijdelijk tot de afstand gemeten is (dan is’t geen gevaar meer)
hexagram 54 – 歸妹 (guī mèi) – “Het Huwende Meisje”–
input
https://dirkvekemans.be/2018/09/08/harusmuze-83/
commentaar
angst regeert de bange harten.
na een jaar tentatief aftasten van de afschuw en het walgen, waardoor we het kennisobject daarvan, de wetten van Rot al ewa merkbaar uit het kluwen der echte en schijnbare causaliteiten hebben gelicht, schuiven we nu met de opbouw van de TIMOSOFIE langzaam op naar het gebied van de angst.
het spreekt dat de gebieden van afschuw en angst naadloos in elkaar overgaan, elke afbakening is een nodeloos en verwerpelijk essentialisme.
het Harusmuzeprogramma is bij die opbouw de motor, de virale kiem van de theoriewoeker. omdat de onderzoekster met haar onderzoeksobject vereenzelvigd wordt is het raadzaam om de rustieke omgeving van de programmatorisch geleide voortgang op te zoeken. die vereenzelviging is overigens de hoofdoarzaak van onze afgrijselijke, ja weerzinwekkende onwetendheid omtrent de negatieve emoties als kennisverwervend gebeuren. welk een onheil we in de geschiedenis niet hadden kunnen vermijden door niet steeds weer de paden der vreugde, begeerte en devotie te bewandelen en ons blind te staren op het onbereikbare Schone, het Ware en het Transcendente. verslaafd aan eigen naam en faam leiden wij onze medemensen blindelings in de vallen van het Lelijke, het Valse en het Vernietigende!
maar ja, ge gaat er niet veel prijzen mee winnen, met Rotonderzoek, of Schrikexpertise
afschuw zorgt voor een instinctieve verwijderingshandeling, een ’terugdeinzen’ of een verschrikt afstoten: er zit dus sowieso een vette klieder donkerrode angst in de afschuw.
het gevaarlijk, zo oppert echter de Harusmuze thans, vertoont merkwaardige regelmatigheden die ons weer van filosofische fysicaverten en goedklinkende vaagheden doen dromen. de virtuele kassa’s rinkelen vol jolijt als wij merken dat de meting van de afstand tot een onderkent gevaar, het gevaar qua gevaar opheft.
zolang immers als die afstand ons onbekend is, is het gevaar een amorfe dreiging, een zwarte potentialiteit, een aporie van het terzelfdertijd alreeds altijd al zichzelf ontkennende derridadaïsme. Eens de afstand tot het onderkende gevaar gemeten is, slaat het gevaar echter om in een Geruststelling: een Weten (stelling) dat de fatale limiet zich tot die en die afstand van ons bevinden: de kwantificatie veroorzaakt een kwalitatieve hysterèsis: de Dreiging slaat op in het Geruste, een muur die het Onbekende buiten houdt.
Het is uiteraard net die dynamiek die ook de drijfveer is in het Rot en hoe dat alsmaar Verergert
voorwaar, beslagen met mijn nieuwste Bleke profetische Gaven, ik zeg u: over het Gevaar als Derridadaïsme zullen nog menige volgekribbelde volumes worden vernietigd in onze van angst doorzeken superfluente Samensterving!
scève
La Lune au plein par sa clarté puissante
Rompt l’espaisseur de l’obscurité trouble,
Qui de la nuict, & l’horreur herissante,
Et la paour pasle ensemble nous redouble:
Les desvoyez alors met hors de trouble,
Ou l’incertain des tenebres les guide.
De celle ainsi, qui sur mon coeur preside,
Le doulx regard a mon mal souverain
De mes douleurs resoult la nue humide,
Me conduisant en son joyeux serain.
r.3 herissante : ‘waarvan de haren ten berge rijzen’