La nuict estoit pour moy si tresobscure,
Que Terre, & Ciel elle m’obscurissoit,
Tant, qu’à Midy de discerner figure
N’avois pouvoir, qui fort me marrissoit :
Mais quand je vis que l’aulbe apparoissoit
En couleurs mille & diverse, & seraine,
Je me trouvay de liesse si pleine
(Voyant desjà la clarté a la ronde)
Que commençay louer a voix haultaine
Celuy, qui feit pour moy ce Jour au Monde.
Zo heel erg donker was voor mij de nacht
Dat zij mij d’ Hemel verborg en d’ Aarde
Zodat ik ’s middags niet was bij machte
Wat te zien, hetgeen mij erg bezwaarde:
Maar toen ik daar de dageraad ontwaarde
In duizend kleuren velerlei, sereen
Ging er zulk ’n volle vreugde door mij heen
(Ik zag de klaarte aan de einder al )
Dat ik in hoge stem ging loven diegeen’
die is geheel mijn Dag op Aarde al.
(vert. dv)
NOTEN
5. Mais quand je vis que l’aulbe apparoissoit : cfr Scève, Delie XXXIV v.1:
“Apparoissant l’Aulbe de mon beau jour”
10. Jour: voor Pernette is Scève altijd haar Dag, zie ook EPIG. VIII, XXXVIII, XXXIX, XL, XLI, Chansons III, IV en IX en Elegie III. Hier denkt ze allicht ook aan Apollo, wat haarzelf tot “délienne” maakt, uiteraard…
- Lees meer PERNETTE du Guillet op deze site
- alle vertalingen van PDG in een google document
Franse tekst en noten (geselecteerd en vertaald/bewerkt) van Victor E. Graham):