“Het eind van alle stof, is in ’t begin te leeren”
Willem van Swaanenburg, De Herboore Oudheid
“eet niet van uw eieren”, zo sprak hij eerst,
“want wat hier beneden ligt, bestaat
zoals het boven keert en draait
uit slierten walg en dode drab
van slecht gestolde tranen. ach,
verblind zijn wij door gouden glimpen huid
maar onder ’t natte kleed lonkt louter spijt.”
“span uw zaag”, zo sprak zij dan,” in uw geschriften,
ik heb slechts oog voor wat ik voelen kan.
blus dus met uw kromme takkenpen
mijn hemels vuur en helse driften:
de wereld nu is deze weidse plek
die ik u strek van bil en spil tot spiegelbil.”
en daarop viel geheel het spreken stil.