de wereld is een lafhartige lus
die losjes rond de roze baby ligt.
de jongen ziet het rijzen in de verte niet
van grijze muren rond het spel, het bos.
de man plamuurt gedurig zijn ballon,
die door gebrek aan lucht nooit stijgen zal.
de grijsaard kerft de stenen uit zijn lijf
en klopt met bot zijn liefde benig stijf.
de vrouw zingt vaak een eender lied
maar voelt daarbij ook wat zij hoort en ziet.