ik ben een bad vol bloed en wonden.
ik zie mijzelf en duizend monden
de tere bellen kussen van verderf.
ik lok de dode goden naar mijn erf
ze blijven zoemen ook al zijn ze dood
ik geef hen mensenwoede nu, en haat.
ik ben een bad vol kwel en kommer.
mijn nagels en mijn haren groeien nog
maar ik stink al danig naar ’t bederf.
kijk, hier, in dit gat in mijn hand,
zit de snol verstopt, die mijn ziel was, ooit
hoeveel geef je? €50? €30? een fles?
ik ben een bad vol drek en slijm.
ik sla mijn armen om een been
zoals mijn knie is er geen één.