mal. slierten stof en slijm
verharden in de rode jurk.
het haar deint uit in wolken.
haar tijd spat uit de aders
op mijn hand, zij snijdt
de rozen in mijn adem open.
het kolkt en stokt, zie het lid
de lijven binnendringen, golven
slaan de staande rotsen aan.
voortgang is er niet, het schokt
van kwaad naar erger. vuur
versteent, het water stoomt,
de lucht vergeelt tot elixir,
en de aarde baart gecrashte
cabrio’s. compact gehuil omwikkelt
ons de botte stompjes vinger,
voedsel druipt verdorven
alle bomen af. zie haar rug
de letters vormen van de wet,
de flarden huid op schouderbladen
hebben mij en haar de warmte uit
en doodse stilte aan gezet. het
gedane is geslaagd, we hebben
plaats voor ons gemaakt, een ruim
in brons, zo eindigt al het leven
nu tot louter vorm, vol ledigheid:
en binnen zijn de woorden hol.
11/09/2009 – rev. 31/10/2018