de beste wil van de wereld
zit mij niet mee. ik sta mij
in de weg en staar op weg
van u naar onze woestenij.
er is geen vuur dat mij verbranden wil.
er is geen zee die mij verzwelgen wil.
er is geen land dat mij begraven wil.
ik sla mijn handen stuk
in deze handen
die de tijd verlijden.
ik braak en tast vergeefs
met uitgedroogde lippen
in de bekomen brij:
een draadje zenuw nog,
een spaander bot
van jij en mij.