wat verbogen is, verbuigt de dingen naar hun ondergang.
wie gedwee buigt, verandert elke heerser in een streep.
bloed wolkt door witte lakenstof. schittering ontstaat
aan de randen van de voortschrijdende randen. de zon
is zoenende lippen en jouw tong de maan. met sintels
in het doek wikkel ik je in en uit je ingesnoerde lijf komt
geen druppel meer. je bent nu lichter dan de leegte in
de bewegingsloze ruimte in het doorschijnende cocon.
het genstert en een vlam laait op. je dwarrelt schilferig
neer en zwart. je bent nu dunner dan het dunste haar
en de wind wakkert het niets in je aan. ik zweer je af:
‘jij hebt in ons, in hen, in mij nooit echt als mens bestaan.’
fout. ik. jij: er treedt in het bewegen nu fatale deining op.
jij maakt je op, ik maak mij af. een tong likt slijmen schoon.
Burundese droom 20/04/2009