De misdaad loont. Vol schuld en boete hijst
de oude vloek zich in het stalen krijsen
van de treinen die op lijken rijden, heeft
hem die zij verdroeg een winter lang
van niets ontdaan, met herinnering
belaagd gestaag, alsof een helse drang
in hem of haar zo liefdeloos en leeg,
hen scheiden wou en tijd van alle dingen.
De stad ontwaakt. In files ingebed
hoort ieder die het wil wat opgeld maakt
en wie de ring verlaat en ’t volgen staakt,
verstaat geen vlek van wat hij morsen wil.
Schaamte overstemt in hem zijn hang naar haar
en doodt de lentezang met letters van zijn wet.
uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1995-1999/ rev. 2018-2019)