de vos bewaakt van ver de bron
de werker hijgt en pompt al uren,
geen water ooit geeft branden weer.
de dames deftig duelleren fel
het hart is hel, de tongen vuren,
hun brand gaat in het bos tekeer.
de uil is heer en wendt zich af
de molen maalt de winden om
de dronken dame kijkt gestreng
asse bergt geen warmte meer.
de wereld is geen woord of eigendom
jouw lezen is een schrijven van veel meer
maar het kwam toen, komt hier op neer:
wij leven nu en daarna nimmer meer.