Verlangen, bijvoorbeeld, dat de mist
de voorjaarsdag een glans verlenen zou,
alsof het verder niet meer hoefde.
Roerloos, hooguit, op het randje
en door heel gaarne te kijken,
zie je nog iets.
Voor beweging is de tijd te klein:
de klok vertikt een eeuwigheid, de trein
ontwikkelt zich, een wijzersprong
en alles eindigt zoals het net begon.
Verlangen, bij voorbaat al, de hoop
tot het zichtbare te beperken.
uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1995-1999/ rev. 2018-2019)