De literatuur in de huidige Neo-Kathedraalse Schrijfpraktijk
In de praktijk van de Asemische Lezing stelden we onlangs het lezen van een tekst en het schrijven ervan als evenwaardige ‘stromen’ zowel bij de lectuur als bij de schriftuur. Elk lezen impliceert een schrijven en elk schrijven is meteen ook een lezen. Bij beide activiteiten wordt het menselijke bewustzijn of een machinale vervanging daarvan zowel op haar lees- als op haar schrijfmethodes aangesproken.
Achterliggend is de spraak natuurlijk de verbindende laag, hoezeer die in de codering en decoderingsactiviteit ook wordt weggedacht. In het algemeen stellen we een tendens vast dat alles wat betrekking heeft met de codering en de decodering van de menselijke interactie met de machinaal ingerichte cultuur zoveel mogelijk wordt ‘weggemoffeld’. Interactie op basis van iconografische visuele input wordt verkozen boven talige input, maar ook daar wordt het teken zoveel mogelijk ‘onzichtbaar’ gemaakt, de indruk moet gewekt worden dat de ‘bewustzijnsinhoud’ (wat dat ook moge zijn) geheel automatisch opgaat in het nu-moment van de virtuele ‘omgeving’ waarbinnen alles is afgestemd op de commerciële sturing van de gebruiker. In de producten die als ‘literair’ worden gelabeld wordt daartoe de eeuwenoude mythe van de auteur als het creatieve genie hoog in ere gehouden: de mysterieuse auteursinstantie waarvan om de zoveel tijd geheel vanuit het niets een nieuw meesterwerk op de toonbank floept.
De literatuur zou, zo oppert men wel eens, daarin een tegengif kunnen zijn doordat in de literaire schrijf-lees interactie traditioneel inderdaad het teken en de formele organisatie van de talige betekenis op een oneigenlijke manier naar de voorgrond werd geschoven. Werd. De ‘cultuurindustriële’ versie van de literatuur met haar al lang niet meer ‘vernieuwende’ maar vooral nieuwe producten, haar nieuwste sterauteurs, de meest recente bankprijzen en haar maximale productleeftijd van een week of twee doet zulks natuurlijk allerminst. De cover van het glanzend nieuwe product en de marketing via de sociale media is 10 keer belangrijker dan de manier waarop de ‘auteur’ met het talige teken in zijn ‘werk’ omgaat.
Daarin, zo wordt middels boomende cursussen ‘Creatief schrijven’ alom gepromoot, mag er vooral geen storende moeilijkheid zijn en is alles geoptimaliseerd op een maximaal publieksbereik binnen de steeds kleiner wordende doelgroep. 121 Tinten grijs, maar vooral zo grijs mogelijk. Leuk!
Soit, zulks is onmiskenbaar een aflopend proces en enkel van historisch belang, het houdt ons in dit lopende onderzoek niet bezig. Wij beperken ons tot de actieve beleving van de literatuur als een schrijf-en leesgebeuren in wat er nog rest aan share-cultuur, iets wat als de Neo-Kathedraalse prognoses uitkomen, zo ongeveer nu stilaan aan een aarzelende opgang gaat beginnen. Daar zijn echter geen garanties voor te bekennen, ik heb wel enige aanduidingen maar zelfs die zijn zeer vaag, het is niet meer dan een euh, onvoorzichtige prognose. Een NKdeE Waarneming.
Men moet zich daarbij vooral geen illusies koesteren: de literatuur gaat door die vermeende nieuwe bloei niet, zo dat überhaupt al wenselijk was, terug worden wat ze ooit geweest is. De informatisering heeft van elk talig teken in de eerste plaats een stuk code gemaakt, en de literatuur is door dat code-karakter onherroepelijk hertekend tot een substroom in een geheel van multimediale coderingspraktijken. We zijn niet meer in Kansas en Kansas is Kansas niet meer.
Wat ons, gelovigen in de Bewegingsleer van de Neue Kathedrale daarbij interesseert is hoe we zoveel mogelijk van de literaire traditie kunnen laten aansluiting vinden met de hier en daar al voorzichtigjes ontluikende ‘oneigenlijke’ coderingspraktijken. Onder ons noemen dat ‘de meubelen redden’. Niet dat we denken dat proces te kunnen sturen vanuit enige ideologische overtuiging, daarvoor zijn wij al te zeer op bijzonder kwalijk quasi-taoistische wijze vreemd aan elke publieke of geheime agenda. Neen, wij willen gewoon heel pragmatisch ontdekken wat er ‘werkt’ in deze totaal veranderde en snel nog meer veranderende situatie. Van niets zijn we zeker (oef!) buiten van het feit dat we willen lezen en schrijven (aja, dat blijft plezant), dus willen we graag weten hoe we best gaan lezen en schrijven, want we hebben dat nodig. Het is, voor ons, gewoon een kwestie van gezondheid in de praktijk. En gezondheidskwesties zijn altijd uiteindelijk een kwestie van leven of dood.
Niets belet ons om in een dergelijke functionele benadering van literatuur als een I/O van teksten, als een vol historisch en actueel gebeuren in plaats van als een productie en consumptie-proces waartoe men het in functie van de cynische nu-cultuur wenst te herleiden, om in dergelijke herwaardering van lezen en schrijven als een participatief gemeenschapsgebeuren ook de mystiek te betrekken.
Mystiek?
Maar is de mystiek dan geen alles overschrijdende ervaring die zich niet enkel aan het tekstuele maar aan al het talige ja zelfs aan het voor de leek reële onttrekt, een uiting van het Onzegbare? Jazeker, voor de mystici die de mystieke ervaring hebben of hadden, lijkt dat zo te zijn, althans volgens de beschikbare getuigenissen.
Wij, de niet-mystici, kunnen over de ervaring zelf niet spreken en kunnen daarover beter maar zwijgen. Maar we hebben wel al die teksten. En aangezien heel veel lyrici, waaronder uw dienaar, een duidelijke link tussen Lyriek en mystiek in hun begrip van de Lyriek hanteren, is het voor ons gignomenologisch onderzoek van de lyriek aangewezen om zeker ook de mystiek als corpus van gelijksoortige teksten aan een gedegen functionele analyse te onderwerpen. We zullen erover zwijgen, maar dan wel in alle talen.
Als inleiding daartoe hebben we vandaag een tekst van Gershom Scholem gekozen. Het eerste hoofdstuk van zijn “Zur Kabbala und ihrer Symbolik” (1960) is allerminst beperkt tot de kabbala en geeft ons voldoende materiaal omtrent de mystiek in haar algemeenheid, los van specifieke religieuze tradities om een hanteerbaar functioneel model van de mystiek als tekstuele I/O op te stellen.
Dat model beoogt uiteraard geen ‘verklaring’ van de mystiek (“wie zijn wij etc….”) te zijn: het is enkel een zeer bescheiden startmodel, een vlugge schets, een niemandalletje dat we planten als zaadje, iets dat mogelijkerwijze kan uitgroeien tot een Neo-Kathedraalse methode om de mystiek in haar lyrische lezing te betrekken. Het kan. ’t Zou schoon zijn. On verra.
We stellen hier dat eerste hoofdstuk van Scholem’s boek ter beschikking in een Engelse vertaling, zodat u ons verder betoog, zo dat er al komt zou kunnen volgen. We raden overigens iedereen aan om de rest van het boek te lezen: als je iets over de Kabbala wil lezen dan is het zeker nog steeds het werk van Scholem daarover, en dit boek is een uitstekende eerste kennismaking.
[Gershom_Scholem]_Religious_Authority_and_Mysticism (pdf-bestand)
(Wordt vervolgd)