Het remmen schoot door alles heen: de weg was van behangpapier, het ogenblik modder, het licht ziek en wij waren weg: jij op jouw pad weg en op mijn pad ik. Het boek baalde kleverig en zo dik dat je blad na blad eruit moest scheuren. Hier, zei je, neem deel aan ons gebeuren. De woorden schuiven bitter op de tong en de zinnen zijn naar stof gaan geuren. Vergeefs dicteer ik mij die jij ooit zong.