trekplek staarlicht veertien door het wolkenhemdje rokstofrest veert op geur van oevergras aarde traag betrekt de fluksontbloting LAIS handvlakvol al graagte klatert hemelscheurend helder is het vreugdelied van eufraat tigris is zij stroomgebied blik die philtrumaait, likt en schouderdruipt weerzin al daar enkel weerzienswanhoop ziet het zien. verlangen stuwt verlangen tot het in de takken kladden taal vertrapt
deze Ouwense trekplek is meteen ook vertrek voor een alternatief ritmisch-melodisch dizain dat het rijmcorset vervangt door (al even beklemmend, het moet spannen è) een recursieve, ritmische ‘enveloppe’: een dreun.
ge kunt, en nu wordt het interessant, die enveloppe ook tekenen è, zo bv. in een dubbele articulatie van het schriftgebaar zoals in graffiti de spuitbeweging verzelfstandigt tot een tag:
die grafische tag wordt dan de mal voor de beweging, die natuurlijk primair een gedachtenbeweging is, een mentaal gebeuren (dat ge ook neurofysiologisch kunt gaan detecteren, identificeren, coderen en wie weet: programmeren)
de LAISdreun is een basisritme van drie hoofdklemtonen en een bijklemtoon dat uitdeint Die dreun wordt ook in het hele dizain als structuurprincipe gebruikt, vandaar dat het een recursieve dreun is. Op het einde, in de laatste verzen, verwatert de dreun zodat je het hele dizain kan lezen als 10 x de dreun die op zich ook weer een dreun is: het dizain als elfje, hihi.
uiteraard kon ik het niet laten om in het midden van al dat gedreun een wat ik noem ‘lyrisch stretto’ te plaatsen. al dien dreunen, dat werkt fugatisch in op de hersenen omdat ge met de ene dreun in de echo van de andere dreun terecht komt en daar waar de dreunen verstrengelen kunt ge als Bachliefkozer natuurlijk een strettooke placeren è, want wat is ne fuga anders dan een omstandige manier om net die stretto mogelijk te maken? joost zal het geweten hebben!
ge krijgt een epigram omgevormd tot gram-epiek: er wordt niet naar een conclusie toe geschreven maar het schrijven is de aanzet, vaak een irrationele taalcluster, de gebeurtenis die uitdeint in het geschrevene.
hier is de gebeurtenis de nogal rijke cluster ‘staarlicht veertien’: het licht van de zon is het staren van Apollo/Acteoon op de jonge nimf Daphne/Diana, dat staarlicht valt dus op haar maan en veert daar op de tien van haar perfectie (oeieoei en zo jong nog, daar schuurt de censuur al heur billen), de onschuld van het uitspelen van de klederkens en het waterplenzen.
het verlangen van de geilblik van de medeplichtige lezer ook al, mannelijk, of lesbisch, ge ziet hoe onlosmakelijk diep ‘filosofisch’ het schrijven versleuteld is met het mannelijke begeren, tja, maar bon, soit, het begint hier op het uitleggen van uw eigen mop te lijken,-
ik wou maar zeggen : dit ligt meer in het verlengde van de resultaten van het asemische schriftonderzoek waar ik momenteel net die ‘bewegingsenveloppe’ in het sublexicale consistentievlak aan het onderzoeken ben.
de boeken van Jim Leftwich, dat moet gezegd, komen al dadelijk goed van pas om de gevolgde onderzoeksmethoden hier te documenteren.
leest:
” there’s more to do, in the close readings to discover how nonverbal fields envelope clusters of words with an ancanny emanation of what, not meaning, stuff
Stuff, i dont know, light, energy of some sort “
Tom Taylor in een brief geciteerd door jim leftwich in rascible & kempt, Vol I, p.18