(bij de gelijknamige film over Sylvia Plath)
Het is warm in het ware leven.
De ogen hangen te puilen.
De bedden zweten, de padden
ploffen onder de zware stappen
van de zich voortslepende kolos,
een wij met in het midden
het donkergroene gat.
Trillen doet rond ons de stilte het vel
van de lucht en zingen en gekscherende
vogels kwinkeleren hoog, maar
als je zag wat ik zie, zie ik je veeleer
- de trein op/onder
- met een meshaal, horizontaal
- de spleten met kranten of natte doeken
Het is immers warm,
buiten.