V
jij gooide mij jouw lijf met liefde en al in de wielen jij
mij dwarsbomende kletsnat bezwete veelarmige aal
er is geen uit meer aan dit in van ons
wij zijn wij
vast vergroeid tot elkaar gedoemde neukzielen
elke vlucht herhaalt slechts de zucht tijd
is telraam, kleuterprut, kapstok, lijmstok
steekstok in draf van tut naar taart naar tingeling
de momenten de tafel van acht zestien
tweeendertig achtenzestig ik mappeer
gillen::krullen::krampen::brullen
dag in dag uit in canzicrans
(ja je zingt ook
ook dat nog)
je begint al middenin mijn vinger nu,
siddert in mijn tong
en nu is nu
en nu is
altijd hier en naakt
ik zal er altijd over struikelen zegt zij
ik zal er altijd over struikelen zegt hij
ik zal er altijd over struikelen zeg jij
ik zal er altijd over struikelen