Ik zal het lege gele
bootje zijn dat dobbert
dobbert dobbert
dobbert in het grote meer.
De dode oevers zal ik droevig laten.
De weidse verte weids en ver
en ook de grashalmen kunnen wel,
ja, die halmen kunnen wel.
Ik zal het gele lege
bootje zijn dat dobbert
dobbert dobbert
dobbert in het grote meer.
Ik zal uw lijfjeszweet als regen
laten vallen in het gele bootje.
Ik zal uw lippen in de wolken plakken,
ja wolken plakken.
Ik zal heel even dan het volle
bootje zijn dat dobbert
dobbert dobbert
dobbert in het grote meer.
Zinken zal ik uit uw luchten dan
en op de vieze bodem zuchten van
dit hebben wij vrij goed gedaan
ja, vrij goed gedaan.