Daar,
bij het gedwarrel,
bij het wieken opwaarts
met de wind van het gevallene
waar de kraai een spermuil opent,
waar het stokzwart graait en kraait
naar het sterfpunt en het sterfpunt ook
raakt meteen:
zo kromt ook de origine om van het zeggen
met het kromme vingertje van nu
en het kromt ons om en het wijst
in het eigen hoekje
naar de gedateerde dame
in haar losse blouse bv.;
zo wij het schenden machtig zijn van al het ingewijde
zo wij verbreken kunnen de zegels
op de schaterlach om wat u altijd al, -;
zo ligt het, lag zij, liggen wij
majestueus en tevergeefs
in pyjama,
daar, waar het dorp niet bestaat tenzij
in perspectieven op het dorp;
in het nederwaarts spiralende gedwarrel,
bij het wieken daarbij opwaarts van
bladeren bv.
in de najaarswind,
daar.