u, de speler, uitzonderlijk rijk aan levens,
verblind door prijs en duur van de waarheid
terwijl het nu te keer gaat in de eeuwigheid
dat u de hand op de muis hebt gelegd. kalm.
uw huid is van leder en met naden gestikt als een jas.
uw hart gaat tekeer, uw bloed klopt alsof en met spijt
en In het grijs vermaalt u grijs de as van de schoonheid.
u strooit droogte, beschuit van g*d’s brood dat er was,
en ziet: u bent een verduurde ballon en uw stof gutst
er uit (het applaus dreigt met een volle zaal handjes)
en in de slipstream der crashende markten offert
u de rijkdom ter ere van racha, het loeder.
het jongetje wij krijst, zijn tanden met molm. zalm.
in naam van uw land, van g*d, en zijn moeder juicht
U, de speler, rijk aan levens aan velen ontzegd,
verblind door de prijs en de duur van de waarheid
waarin ontspoort de tijd tot flitsen nu en eeuwigheid
van zodra u de hand op de muis hebt gelegd.
[…]