“Well, if I’ve been able to unabashedly speak about my own venture at such a length here, one of the grounds for that is that everybody could start a similar project. There’s nothing proprietary, nothing that, technically speaking, would be mine (not even my money involved). This, in my eyes, is one sign of the changes taking place around the “division of labor” between poet, editor, and critic I spoke of earlier – toward “abolishing” the said divisions. Other ways to put this would be to say that the question of poets “office” is gaining in importance, and that her or his “voice” starts to matter again.”
Leevi Lehto in zijn essay
Een utopische gemeenschap van dichters, ik hoor het maar al te graag, maar misschien is het toch aangewezen om het wat praktischer te houden. Enkele amendementen daarop, toch:
- de noodzaak om de bestaande uitgeverspraktijk aan te passen aan de onherroepelijk gewijzigde situatie, de keuze die je dan dient te maken is die wég van de nodeloze papierverspilling, wég van de degouterende commercialisatie waar niemand beter van wordt, vóór een stimulering van zowel het internet als semi-openbare ‘werkplaats’ & volwaardig distributiekanaal, als de podiumaanwezigheid van literaire en anderszins creatieve ‘stemmen’, maar dan ajb met de nodige herwaardering van het kleinschalige, & enerszijds voor een educatief elan dat de literaire traditie levend kan houden maar anderszijds ook vóór het doorbreken van de beperkende rollenpatronen zodat alle kansen van de nieuw-beschikbare ’techné’, het potentieel van de nieuwe genetwerkte media zeg maar, los van de benaderingswijze ( literair, beeldend, cinematografisch, sonorisch, programmatorisch, door middel van de creatie van virtuele ruimtes, (extra)-lichamelijk,…) door het benadrukken van het gemeenschappelijke in elk proces ( codering-decodering, de spanningen analoog-digitaal en humaan-machinaal die zich overal laten gelden)
–
- Je ziet dat Lehto uitdrukkelijk als dichter denkt, anderen zullen uitdrukkelijk als filmer, danser of theatermaker denken, maar het heeft m.i. weinig zin om telkens voor elke modaliteit van het creatieve op zoek te gaan naar een artificiële stasis, een te vatten ‘Zijn’ als dichter, danser etc, naar een stigmatiserende identiteit terwijl het in- en door elkaar schuiven van identiteiten nu juist het grote bevrijdende effect van de nieuwe media/IT evolutie is.Bij mij komt dat enkel over als een paniek-reactie, ( niet bij Lehto, die heeft daar zo geen problemen mee) elke keer weer dat gezeur over een poetica, het eeuwige wat-is-poëzie gekwebbel dat dan toch telkens weer in diezelfde nietszeggende herhalingen van slechte formuleringen van herhaalde dogma’s uit andere tijden met andere noden eindigt. Als er iets zeker is, is het dat het poëtische niet op een statische manier te vatten is en dat het zich niet beperken laat tot de media waarin het zich uit.
Dat specifieke, het singuliere van de lyrisch-literaire techné, de traditie daarvan die in elk hergebruik sowieso aanwezig is ( je kan niet het woordje ‘daad’ gebruiken in een gedicht zonder de bijhorende droom te evoceren – je kan geen 13 of 15-regelig gedicht schrijven zonder een voelbare distinctie met een sonnet te creëren, m.a.w zelfs al ontken je het aanwezige, er is aan de traditie geen buiten, je ontkomt daar niet aan zelfs al zou je dat willen, wat absurd is, maar dat is dan ook weer een valabele optie) die techné is in de eerste plaats een educatieve bekommernis, iets waar we blijkbaar ook op andere gebieden een beetje aan een restauratieve beweging toe zijn, ik kan er bv ook bepaald ziek van worden dat er een hele wetenschap dreigt verloren te gaan in het tekenonderwijs.Het verhaaltje is wat dat betreft altijd hetzelfde: de nieuwe mogelijkheden worden altijd foutief geinterpreteerd als valabele vervangmiddelen van oude vormen van meesterschap die ontzettend veel inspanning vragen, maar men verwart daar telkens het bijkomstige van het geproduceerde afval ( het affe schilderij, de hoorbare klanken) met de kern van het creatieve, namelijk de kunde tijdens het proces.Een lijn is geen lijn als je de lijn niet ziet als een zich tekenende lijn, elke decodering is een actualisatie van het scheppingsproces. Het is niet, het speelt zich af. En een gebeuren is niet te herleiden tot een object ( de fameuze ‘event’) dat zich op een tijdloze manier laat herberekenen binnen een predicaatsconstructie met waarheidwaarde, een mathematisch-ontologisch orde die trouwens zelf enkel mogelijk is door een virtuele’rek’ in de tijd: haal de lussen aan & alles lost op (pak uw geugel & zoek op : tao) Elk gebeuren overstijgt op immanent-miraculeuse wijze het tastbare van de gebeurtenissen.-
- Educatief dien je dus het poëtische proces verder te demystificiëren, te wijzen op alle technische mogelijkheden die er zijn, de reeds ontwikkelde traditie, een geheel van oplossingen voor concrete creatieve problemen dat vergroeid is tot een actieve poort, iets wat elke soortgelijke activiteit mede bepaalt, en daar ajb de nodige exactheid aan de dag leggen.
Een demystificatie die de eigenheid van het poëtische niet raakt, want het gaat hier niet om essenties ( de creatieve processen, die sowieso niet op zo’n statische manier te vatten zijn) maar om in de tijd optredende, en derhalve ook ruimtelijk extensieve modaliteiten ( pak uw geugel & zoek op: Leibniz) . Ook hier kan de IT ons ter hulp snellen, ik zou bv. maar al te graag beginnen experimenteren met lexicografische bronnen en methoden om daar generatief mee om te gaan, helaas wordt dat stuk van onze taal ook al op schromelijk-commerciële wijze verkocht aan de hoogst-biedende terwijl het toch wel een schoolvoorbeeld van een taak weggelegd voor een overheid is om ervoor te zorgen dat de bronnen van onze taalstudie gemeengoed zijn en blijven.Het is wat mij betreft voor elke taal een nationaal schandaal dat de historisch gegroeide lexicografische databases die als normatief doorgaan – bij ons is dat Van Dale – niet op Open Source basis ter beschikking wordt gesteld aan éénieder die daar watdanook mee wil doen. Waarschijnlijk is het al te laat, want de economische waarde van zo’n database stijgt natuurlijk ook, juist door het feit dat ze afgeschermd is, iets wat totaal strijdig is met het ideëngoed van elke zich respecterende lexicograaf, mensen die vanaf de 19de eeuw al niks anders op het oog hadden dan culturele, educatieve en democratische idealen. Maar ja, ( en ik zal nog maar wat meer provoceren, ge weet nooit dat het helpt) wat wil je met een overheid die cultuur enkel als industrie wil zien? Die bij gebrek aan een visie die een valorisatie kan verantwoorden, enkel kan kwantificeren vanuit wat ze wel kent, het kapitale paradigma?
–
- de (her)instelling van kwaliteitsdrukwerk als een vorm van maatschappelijke consecratie van een literair werk. Dat wil niet zeggen dat je de markt niet gewoon kan laten lopen, het houdt enkel in dat je als steunverlenende overheid niet op overbodige wijze absoluut wil bijkomende producten op die markt gooien, dat je dus eerder auctoriële processen gaat ondersteunen en de bestaande tijdschriften verder blijft uitbouwen als gedrukt medium voor het in stand houden van een ‘literaire gevel’ dat uiteraard ook volop alle kansen moet bieden aan opkomend talent.Daarbij is het zaak, & de voorname tijdschriften weten dat zelf ook, dat zij hun werking op een organische manier kunnen transponeren naar de nieuwe media & daar dezelfde rol op een verruimende & naar de andere kunsttakken ( ik zal het vermaledijde woord voor 1 keer oogluikend toelaten) open manier.
De overheid dient hier de initiatieven die die visie hebben ( sta mij toe hier enkel De Brakke Hond het Poeziecentrum en DW&B te roemen/noemen omdat zij dat op voortreffelijke wijze al deden) in die pogingen te ondersteunen, en ik zie niet in waarom dat zo’n stelling niet van de criteria mag deel uitmaken: dus als je als TS centen wil, zorg dan maar dat je ook een genetwerkt en open platform wordt.Daarbij is het vooral voor het eigene van literatuur een absolute noodzaak om het drukwerk kwalitatief te laten voorgaan. Overigens: het is een illusie om te denken dat alles wat met IT te maken heeft noodzakelijkerwijze massa’s geld moet kosten, maar ik ga hier niet beginnen muggeziften.
Voor de rest kunnen we enkel hopen dat onze poëtische werkkrachten zullen blijven manieren verzinnen om aan wat Hakim Bey enigszins provocerend “poëtisch terrorisme” heeft genoemd & hunne ijdeltuiten opbergen bij de rest van het sinterklaasspeelgoed. Dichters of serieuze schrijvers hebben niks te zoeken als zwart-met-grijzig-glimmende tronie op de voorpagina’s van bijlagenomhulsels (een dagelijks verschijnsel van drukwerk wat zich voorheen nog wel ’s krant durfde te noemen) , zij zouden het jeugdidolensterrenmasker beter de prullenmand in kieperen & ergens diep verscholen in de vouwen van die omhulsels het nieuws op poëtische wijze onstuitbaar zelf genereren.
– - dat er vooral ook dient gewerkt te worden aan het afbreken van beperkende labels: de “ware” poëzie, het “dichterschap” en al dat slap gelul is net als de “Kunst” al sinds mensenheugenis ( 5 jaar? 5 maanden?) verworden tot een derderangs marketing product, het enige ‘echte’ is de voelbare aanwezigheid van een stijgend aantal rusteloze tot fanatiek-geobsedeerde producenten van deregulerende code, het enige hoopgevende teken nog in de globaal op ishetnualpost-modernistische zoetekoeksdozekes rollende doodsdrangmachine die nog altijd volop bezig is finaal de af- af-, af-, af- afgrond in te stuiken.
_ - Taal of ‘gedichtjes’ met poten zal daarbij niet volstaan: zolang je je als creatieveling in je vakje laat murwen, of zelf aanstuurt op glimverpakking teneinde het aldus verkregen glimkapitaal bij uw van hogerhand geërfde glimballetjes te stoppen, ben je bij voorbaat al onschadelijk gemaakt. De enige leidraad om uit het encapsulerende slijm van de exploitatiecultuur te blijven lijkt ons een stricte gehoorzaamheid aan de kleine innerlijke motor van de poëtische arbeid zelf, wég van de stratificerende belabeling die als een vereiste wordt gezien om ‘er ‘ te komen.
Dat ‘er’ kan enkel bestempelt worden als de grote val van het artistiek arrivisme, alsof er ergens in de hogere levels ons een groot plakboek met stickertjes beloofd is, waar we in kunnen komen, zoals de zielig gedopeerde-gedupeerde coureurtjes van de Tour de France of de kopstootuitdelende sjotterkes van het Virtuele Wereldkampioenschap Schone Letteren.Iets wat totaal vreemd is aan een procedurale visie op de activiteit, want dat is er één die een sensueel genoegen en letterlijk transcendente* zin schept in de activiteit, tijdens het scheppen, in de aanmaak van het volslagen nutteloze, in de ego-overschrijdende deelname aan de creatieve energieën zoals die wel degelijk in onze maatschappij golven. Dat soort kleine revolutie gooit in het afdraaien eender wat er aan bruikbaars passeert in haar passe-vite & wat eruit komt, hoe de gebruiker dat dient te ‘vatten’ zal ons worst wezen, of plakken kaas desnoods of veelkleurige graangewassen voor de katholiek-veganistische zwerfkippen onder ons.
– - Wat dat betreft dien je nu eenmaal een duidelijk onderscheid te maken tussen wat tot de literaire traditie behoort en wat daartoe kan gaan behoren, en zaken van de eerste orde, daar waar het gaat om het behoud van welk soort traditie überhaubt, daar waar geen enkele vorm van creatieve arbeid zich kan aan onttrekken zonder zichzelf tot in den treure te falsifiëren. Wie daaraan twijfelt loopt rond met een zelfgebreide retro-yuppie-zotskap van totaal blinderende waanzin & scheert enkel hoge toppen omdat het Kapitale Monster nu eenmaal dat soort clowns nodig heeft om het voor zichzelf grappig te houden. De weg naar buiten loopt naar binnen, langs de versterking van de in alle beperktheid loslopende processen, diep binnenin de creatieve tumulten, de woeste warrelwinden waarin wij onszelf kunnen storten teneinde de krachten aan onze elkaar aanstekende infecties tot een noodwendige explosie te dwingen.
Art sucks indeed, er is geen bakker, bouwvakker of gabber die daarin ongelijk heeft. Dat heeft wat het literaire betreft alleszins minder te maken met het noodzakelijk ‘elitaire’ karakter van de gedane arbeid ( het speelt zich nu eenmaal af in het ‘in’ binnen het binnen van een haar eigen cultuur voor ieder zichtbaar ophoudende maatschappij) dan met het opgetrokken kader, het bouwvallig-protectionistische gedachtengoed waarin die arbeid gebeurt: de onverholen pretentie en het dédain dat daaruit spreekt, de onwil om de eigen illusies te doorprikken & het in stand houden van een nogal grotesk aandoende houding van moraliserende expertise waar eerder een ethisch-doordachte bescheidenheid aangewezen lijkt. In heel de menselijke geschiedenis is er geen gerenommeerde wijze te vinden die zich van arrogantie bediende om zich van zijn medemens te onderscheiden. Ook dat kan toeval zijn, natuurlijk.Het feit dat die crisis historisch gegroeid is, en dus begrijpelijk, een gevolg van de romantieke nonsens van het creatieve allesoverstijgende genie en eerst het Adorneske Auschwitz débacle en vervolgens het post-moderne failliet van de grote verhalen doet aan die analyse en haar urgente consequenties evenwel niks af. De reactionaire tendenzen & de gespeelde oplossingen genre Badiou ( waarbij de platste ideologie door een achterpoortje terug binnen wordt gesmokkeld) zijn echter schaamlappen die de situatie enkel beschamender maken, het wordt echt een beetje lopen schitteren met het eigen rot als trofee in het haar.
Theoretische hoogvliegers ( ik denk aan Van Bastelaere, maar er zijn er nog wel wat te noemen) houden blijkbaar stelselmatig op dáár waar het eigen schoentje begint te nijpen & het echt waardevolle van wat er qua theorievorming afgelopen eeuw geleverd is ( Barthes, Deleuze, Foucault, Derrida) wordt als ‘gelezen en geklasseerd’ naar de academische prullenbak verwezen, terwijl het net een uitstekend vertrekpunt voor een actuele visie en een creatieve praktijk zou kunnen zijn.Men begrijpt hoegenaamd nog steeds niet dat het nooit om verworven kennis gaat die je vervolgens in de praktijk dient te brengen, maar om te belopen trajecten, niet om een dodende herhaling van gevestigde voorschriften, maar om een differentiërende instantiatie, een actualisatie van potentiëlen in plaats van om geobjectiveerde ‘gebeurtenissen’ die als zovele Mr Beans of Originele Terminators uit de hemelen komen genaaktplenst om het tekort te komen oplossen.
Ik heb niks te zeggen omdat ik de juiste boekjes gelezen heb, ik heb hopelijk iets te vertellen omdat ik al jaren bezig ben, een traject beloop. Aan het mijne is niets zaligmakend, ik zal de laatste zijn om zoiets te beweren, maar het is tenminste een traject, & het gebeuren ervan lééft, het dient zich niet te verantwoorden met een lijstje uitgekakte & netjes gerayoneerde producten waar nauwelijks iemand buiten mij iets aan zou hebben. Die producten, dat is bijzaak, dat is iets voor achteraf, als afval, als restwaarde.
Trouw aan dat soort gebeurtenissen (waartoe die quantificatie, dat verkappen in irrëele tijdspieken, overigens? nee:) trouw aan dat gebeuren houdt in dat je de bloei van dat exces poogt te verhevigen, op te voeren, op straffe van zelfuitputting desnoods ten top te drijven. Dat je blijft dansen op de voortslingerende barst van het zich opkotsende reële. Dat je dan noodgedwongen dient te balanceren tussen uiterst gevaarlijke zelfdestructie, de altijd dreigende afgronden van het zelfbeklag of andere deviante verlokkingen & een nuchter en zakelijk terugkeren naar de orde van de dag, tja dat vereist wat opgebouwde poëtische savoir-vivre, maar daar moet je geen opbod van houden, falen doen we toch, hoedanook. Ethisch doordachte bescheidenheid is ook hier aangewezen. Het is enkel iemand als Badiou die dan, om evidente en maar al te pathetische redenen, als een boer zijn kloten gaat tellen & er meent een uitwasje bij gevonden te hebben. De door mij gebruikte metaforiek wijst ook een totaal andere ‘zin’ aan: bloei, vruchten, je staat dat toe, je eet daarvan of je fnuikt het, laat het rotten, op die keuzes kan je uiteraard wel degelijk een balans opmaken van samenlevingsvormen, kan je een doelbewust maar tijdsomkadert politiek streven uitbouwen, kan je wel degelijk uit het post-moderne moeras opstijgen, maar met de prefab waarheden die men dan negativistisch-ideologisch poneert heeft dat hoegenaamd niks te maken.
- Theoretische bewegingen, lopende discours, zijn immers enkel als beweging ‘bruikbaar’, dus bewegende en niet als gereferentieerde dode massa. Er zijn met andere woorden nooit geen puntjes om af te rammelen in een lijstje, de gevraagde duidelijkheid ontstaat enkel in de opbouw ervan en verdwijnt achteraf als sneeuw voor de zon. Enfin dat durven we hopen, anders zit je weer met een te deconstrueren dogma méér. Trouw aan een gebeurtenis bestaat dan ook niet, dan heb je het enkel over partijkaarten, kerklidgelden en scoutsbewegingen, en daarmee doe ik dan de huidige kerken en jeugdbewegingen grof onrecht aan, want daar zit bij Allah nog meer dynamiek in, dan in het vertoonde oorverdovende lulzwaaierige stilzwijgen en borstknobbeltjesnijpende alternatieve gezwets in de ‘gevestigde’ cultuur.
–
- Men houdt echter liever zolang het enigszins kan culturele uitverkoop. Hebben we de symbolisten al gehad? Zijn dan nu de vijftigers niet aan de beurt? Kunnen we niet wat met de Latemse school? Want aan de andere kant van de roestige medaille is er de splendor solis van een plat-commerciële promotie-agenda in een gesmeerd lopend landelijk literair circus, dat elke proviciehoofdstad met jaar na jaar erger beschimmelende literaire pin-ups aandoet.
Met de beste wil van de wereld is het heden overigens quasi onmogelijk om zich van de indruk te ontdoen dat de dagelijkse arbeid van die enkelingen die het bootje Nederlandsche literatuur mogen voortstuwen met hun gepeddel nauwelijks het daglicht verdraagt. Je zou denken dat je daar met de middelen voorhanden wat van te zien zou krijgen maar niets is natuurlijk minder waar. Je kan dan ook enkel concluderen dat het niets anders betreft dan opgeblazen producten van een jammerlijk verlieslatend takje van de pulpproductie. Af en toe beschuldigt men dan elkaar op Franse wijze van plagiaat om de voorraden alsnog uit de rekken te krijgen of houdt men er een slaapverwekkend jongentjes-onder-elkaar-querelle op na op een niveau waarvoor zelfs een Vlaams politicus zich zou schamen.Het spreekwoordelijke huilen blijft dan rond de pet zweven, daar waar er op geen enkele naspeurbare manier een verwevenheid optreedt van dergelijk creatief actieve individuen met het maatschappelijk bestel in haar dagelijkse werking. De meelopers spelen de hun opgelegde rol voortreffelijk & mogen meelopen. Opdraven onder voorwaarden. Het haar geblondeerd, de borst half ontbloot, het ideaal lichtjes schuimbekkend benaderend, de monden in de kapitale plooi.
De poëzie zelf wordt dan al snel herleid tot enkele losbandig verklankte oneliners met een pomo aandoende jongensachtige rebellie ( “laat die pv daar weg” “daar kan je misschien Gij zeggen, dat heeft religieus potentieel”) waartegen de presentatrice lekker kan aanschuren. Het echte creatieve werk wordt geweerd als vieze smurrie, het is enkel te benaderen met de driedubbel omgeslagen handschoenen van de commercie, die eerst de subsidiërende bank van het product van de sponsor van het product van de inrichter van de poëzieprijs dient te promoten vooraleer de chimpansee van dienst het podium op mag. Of het wordt pas vertoond achter de glazen wanden van de hoge en bijgevolg per definitie onbegrijpelijke maar toch vooral onbetaalbare kunst. Kut waar de spreker van dienst op simpele vraag zelf volgaarne het haar op zet, wie is hij of zij immers om de zwaar subsidierende overheid of de lieftallig lonkende commersante in de vip-seatjes tegen te spreken?
–
- Voor hen die in de algehele verwarring op zoek mochten zijn naar enige vorm van zingeving of zelfs statutaire rechtvaardiging laat staan maatschappelijk opgedrongen nutsbeperking – iets wat mij enkel in de loop van het werk lijkt te kunnen verschijnen op hoogst tijdelijke & nooit te veralgemenen wijze, maar tja, wie ben ik: het is pas als de creatievelingen erin zullen slagen op een soort zuigende bron van een alles transformerende vortex te lijken, een glazige storm heel die poespas met een simpele passage van tafel veegt, dat iets van dat ongehoord woestijngebrul haar rechtvaardiging kan vinden voor een voortsnellende buitenwereld, voor de rest is het voor iedereen business as usual, volslagen irrelevante larie dus, met zwaar belegen apekool.
—-
* letterlijk transcendent want de nieuwe plaatsen aanmakende maar daarom ook weer op het immanente gericht, hoewel het de religieus geaarde medemens natuurlijk vrijstaat om daar een draai naar eigen goeddunken aan te geven, zolang zij daar de anderen niet mee om de oren begint te slaan is daar n.m.b.m. hoegenaamd niks mis mee , persoonlijk zou ik dat eerder aanmoedigen in deze barre tijden waarin men er blijkbaar in onze verwenparadijzen niet langer in slaagt het reële als dusdanig, ongemedieerd te ervaren, er dient al een Second en effie later wellicht Third untsoweiter Leven aan te pas te komen. ’s Goed tegen een boom knallen helpt meestal ook, maar dat schijnt nogal dodelijk te zijn.