de wereld zakt vervaarlijk
weg de daken stormen op
de hemel af de vogels
zwenken ver om mij
mijn stem versteent
mijn lichaam breekt
mijn taal verguist
& waar de koude
in het kille huist
daar ruist nu zilt mijn stof
een letterdans van zout
een stuk kristallen ik
dat eertijds hete adem
in je natte hijgen was
& straks vervalt tot glas
verwordt van scherf tot schuren
& dan verzonken is verzwonden
in welig woelende watermonden