(Ziehier een pas ontdekte scène van Reva en Izeganz, de begenadigde en ietwat geschifte zanger die in Het Pad van de Wenende Nacht herhaaldelijk sterft & telkens weer herboren wordt. Dit in een halsstarrige poging om de liefde van Reva te bereiken, een liefde die hij ziet & voelt & ondergaat, maar die hij niet kan beschrijven, zelfs niet in de reine taal van de Vogels. Alleen zo zal hij het Gehuil van de Nacht kunnen stoppen & kan het publiek, onder zijn verlicht despotisme, een ogenblik soelaas vinden in de Glorie van de Vrije Lyriek)
“Je vais te dire un grand secret J ái peur de toi”
Aragon, ELSA, poème, Gallimard Paris 1959, p.10
[het is avond onder een blote sterrenhemel. Reva en Izeganz liggen bij een knisperend kampvuur, drinken groene thee met rode bessenextracten, roken hash & mijmeren, onder omstandige strelingen, zachtjes over hun Liefde. Links vooraan op de bühne, onzichtbaar voor Izeganz, staat het Bord der Telling, met een zevental kruisjes er op. Het gaat fout als Reva per ongeluk haar thee uitkiepert in het vuur…]
REVA: Water was het, helder water, klaterwater
Van een klare bron maar in de tongen van het vuur
Werd het vulgair lawaai. Reinheid is van korte duur.
IZEGANZ: De tijd, mijn lief, is producent van dwaas theater,
Leeg vertier, wirwar van seconden, elk zwevend uur
Vergaapt zich aan het naakte glijden van haar duur, niets
Van dat verduren reikt verder dan de grens van later,
Want verderop blijft niets van hier als hier bestaan.
Maar wij, wij komen trager, dieper in dit leven aan:
Als ik jou kus, dan kus ik water, helder water,
Van een klare bron & door het schroeien van dit vuur
Ontsnappen wij, een witte wolk, aan dag & uur.
REVA: Mijn lief, ik zie nu plots… zeg niets…laat die twee woorden
Vallen in het stof van de stilte, zie hun omtrek daar
In een verbeeld heelal van letterloze oorden.
IZEGANZ: Ik faal, helaas, ik zie het duidelijk & klaar:
De dood is mij een meer vertrouwd & makkelijk gebaar
Dan in de liefde vrij te staan, los van de plaag van mijn taal.
mroeu woe meieu woo mraeu wioe,
kiheulij kihoela arezi mroeu:
prto mi no, i zimba do
MROEU WOE MEIEU WOE MRAEU WIOE,
KIHEULIJ KIHOELA AREZI MROEU:
PRTO MI NO, I ZIMBA DO
MROEU WOE …
(6x, van heel stil naar loeihard en dan fluisterend)
REVA (extatisch, zij heeft al lang geen oog of oor meer voor de zanger
die doorgaat , schuimbekkend, in de dode vogeltaal) :
Mijn lief, geloof die woorden, zie hoe leeg & diafaan
Zij worden bij het ruisen van de zeilen van de Tijd:
Zij zijn: een steen die ligt, een hart dat klopt, voortaan
Perfect gebeuren, volmaakt verloop & ideale vorm
In de stilstand van het nu tot in de eeuwigheid.
(masturberend)
Ah, woorden zonder zin zijn voor het Al portaal,
Neem dit lichaam, eet mij, drink mij & vertaal!
IZEGANZ:
Portaal? gij dwaze vrouw: dat Al mondt uit in in ’t zwarte Niets
Mijn sidderaal brak duizendmaal de lippen open, vernielde
Van het zijn in jou de materiële wand & hoe ik ook knielde,
Smeekte, huilde, brulde & mijzelf geheel vergat:
nooit was ik daar, nooit was er licht, nooit zag ik iets.
Goden, steek mij toch de ogen opdat ik zou zien! Het woord
Is moord & lijk & wet & letters zijn voor elke klank de dood
Muziek, lyriek doet ons verlangen naar een beter oord
Maar zingend sterven wij van spijt & nijd & lust & nood.
[Izeganz grijpt een gloeiende pook uit het vuur, steekt die door zijn rechteroog, uit een ijselijke kreet & sterft. Reva komt klaar op het moment van zijn kreet.
Enige ogenblikken stilte. Reva staat op, stapt kalm naar voren & zet een kruisje bij op het bord]