Categorieën
lyriek

tijdelijke paden

niet hier

Aankomen hier, dat  doe je niet. Mocht je er ooit in slagen om aan te komen, hier, dan los je op, onmiddellijk.  Je spoelt weg in een modderstroom die van de heuvels raast. Je wordt in een mum van tijd opgevreten door een meute termieten. Een politieagent slaat zijn arm rond je arm, zijn hand in jouw hand & leidt je met vaderlijke zachtheid naar de plaats waar hij  je zal afmaken, stil & snel.

Er is geen plaats hier, geen plaats die je hier kan noemen, waar je kan aankomen. Er zijn slechts wegen, tijdelijke paden door het eindeloze duren van de woekering. Er is de illusoire herbergzaamheid, de gratuite garantie van woorden, de aangewaaide waardepapieren, de plastic flessen Aquavie, de botte stengels van onze aanwezigheid, ons nijdige krassen in de onaantastbaarheid van het onmetelijke heden.
Dit nu waarin wij zweten, is langs beide zijden omsloten door een eendere vergetelheid. Er is geen geheugen, niets van wat wij hier doen, neemt deel aan het heuglijke. Wat voorbij is, is niets, is alles wat nog komen zal. Er is geen zijn, er is gebeuren, & het ontglipt ons, volledig.

Neen, naar hier moet je niet komen om je bestanden te bewaren.

imbo

Je zit op een balkon, midden in een stad van om en bij 800.000 inwoners (in de sloppen kan men slechts een schatting maken, tellen is er onmogelijk). Echt.  Je zit in een dichtbevolkte kom aan de rand van een reusachtig meer: vòòr de koloniale tijd was dit een gevreesd gebied, de Imbo, waar geen Mwami mocht komen, op straffe doods. Ziekte, monsterlijke krokodillen, moeras, het onreine van de overdaad (alle cliché’s zijn ergens waar, vinden hun plaats). Sindsdien wordt er massaal geleefd, geleden, gefeest, bemind & gemoord. Het is 4 uur ’s namiddags,  je zit op een balkon midden in de stad & het enige wat je hoort zijn vogels en mensen.

Tientallen, honderden vogels. Tientallen, honderden menselijke stemmen. Niet het razen van verkeer. Geen opdringerige muziek, geen blaffende honden. Stemmen, vogels. Vogels, stemmen. De kraaien vreten zich vol. De zangvogels zingen. De mensen volgen de mensen.

& In je hoofd is er  iets dat je het zuchten noemt van de zwoele wolkenslierten tegen de heuvelruggen aan de andere kant, in Congo.
Of de zang, het zingen van de machtige schoonheid der vrouwen hier, die alle vrouwen zijn, uniek & gelijkend op niemand.

& Je ziet het golven van de diepere klanken, het  brommen van het naamloze leven dat zich door het leven vreet, dat vruchten braakt in de brullende brand van de  zon.

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.